Home IJopener De Kwiek overleefde en bleef zichzelf

De Kwiek overleefde en bleef zichzelf

0

De IJopener vervolgt de serie over markante woonschepen in ons verspreidingsgebied. Dit keer de kustvaarder Kwiek, die veel heeft meegemaakt maar er nog steeds is. In haast onveranderde staat.

Joost van der Vaart | Foto Björn Martens

Als je aan boord komt van de Kwiek, een 96 jaar oude coaster, stap je een authentiek-maritieme wereld binnen van decennia terug. Je wordt omringd door geklonken staal in sober grijs. Aan dek ligt een mast met laadboom. Hij hoeft alleen maar omhoog en het laden of lossen kan beginnen. Op het achterschip is een stuurhut die naar de roef en de machinekamer voert. Op de voorplecht kun je via een krappe entree naar het voormalige matrozenverblijf. Meteen daarnaast staat nog een originele plee, die ooit direct op het water loosde. Om het met schrijver Joop Waasdorp te zeggen: Welkom in zee!

Maar voor deze boot is de zee een schim geworden, een herinnering die alleen levend blijft door foto’s van een roemrijk verleden en het tamelijk zoute IJ-water. De Kwiek, in 1926 als motorvaartuig met zeilondersteuning bij G.J. Van der Werff in Hoogezand gebouwd, ligt alweer jaren als woonschip aan de Ertskade in het Oostelijk Havengebied. In een eerdere aflevering van deze serie kwam ze kort ter sprake. Ooit was ze bestemd voor de vrachtvaart op de Noord- en Oostzee, waar ze goed verdiende maar ook veel moest afzien.

De Kwiek ergens voor een onbekende kust.

Even een paar feiten. Ze is 33 meter lang en 6 meter 40 breed bij een diepgang van 2 meter 20. Haar laadvermogen bedraagt 200 ton. Eigenaar en medebewoner is Michel Groen (65), van beroep hydroloog, een waterkenner met een passie voor staal. Toen hij de Kwiek begin jaren negentig kocht, wist hij ‘helemaal niets’ van schepen. Nu is hij noodgedwongen expert geworden. Hij last, smeedt, sloopt en repareert aan boord alles zelf. De originele Brons 120 pk driecilindermotor uit 1926 – een imponerend bakbeest – heeft hij eigenhandig gerenoveerd, een klus die hij niet snel zal vergeten.

Groen hoopt het honderdjarig bestaan van zijn schip in 2026 aan boord met vrouw en zoon in Amsterdam te kunnen vieren. Maar dat is toekomst; laten we eerst teruggaan naar het verleden. Want de Kwiek heeft veel meegemaakt. Kapitein-eigenaar Klaas Eeftingh uit het Drentse Gasselternijveen en later diens zoon Lucas hebben er lang mee gevaren. En niet zachtzinnig: uit historische gegevens doemt het beeld op van een schip dat meermaals averij had en zelfs strandde. Op een strekdam bij Harlingen bijvoorbeeld, beladen met hout. Waarna de Raad voor de Scheepvaart, een maritiem tuchtcollege, oordeelde dat Eeftingh drie weken niet mocht varen.

Tijdens een vrachtreis van Szczecin in Polen naar het Zweedse Härnösand ging het opnieuw mis. De Kwiek liep in de Kalmarsund aan de grond en was ernstig beschadigd. De kapitein kreeg een berisping. Een dramatisch hoofdstuk vormt de Tweede Wereldoorlog, toen ze geconfisqueerd was door de Duitse bezetter en in Noorwegen dienst deed als bevoorradingsen munitieschip. Kapitein Eeftingh wilde haar niet verlaten, ongetwijfeld uit gegronde vrees dat hij anders zijn schip nooit zou weerzien.

Maritiem erfgoed

De jaren verstreken, de Kwiek werd oud en onrendabel. Na verkoop door de Eeftinghs in 1970 werd ze gebruikt als overslagschip in Rotterdam, en meestal eindigt zo’n verhaal dan op de sloop. Maar het lot wilde anders. Michel Groen vond haar verwaarloosd aan de Verbindingsdam. ‘Alle patrijspoorten eruit, provisorische stuurhut, de machinekamer een puinhoop, lekkende luikenkap en veel roest.’Ze lag te koop voor een bedrag dat voor hem toen hoog was, cash te betalen. Hij moest lenen bij zijn moeder en vrienden en ging met een zak geld naar de verkoper. Maar eerst bracht hij een nacht op het schip door. Het gerucht ging dat het er zou spoken omdat een vorige eigenaar zich erop zou hebben verhangen. ‘Ik sliep prima en kort daarna kocht ik haar.’

Michel Groen heeft nu in feite een museumschip in bezit. Zo ongeveer zagen Nederlandse coasters er in de eerste helft van de twintigste eeuw uit. Trouwe, intensief gebruikte zeescheepjes die werktuig en thuis tegelijk waren. Hij zou het liefste zien dat ze als varend maritiem monument erkend wordt, maar acht de kans daarop klein. ‘Amsterdam heeft weinig oog voor maritiem erfgoed. Het leven wordt ons zuur gemaakt met enorme liggeldverhogingen. En varen is straks onmogelijk door steeds strengere regelgeving.’

Zo dreigt er voor de Kwiek, na veelbewogen jaren op zee, misschien nóg een crisis in haar bestaan als varend woonschip. Maar ze is een taaie. Ook als bijna honderdjarige maakt ze haar optimistisch stemmende naam met ere waar. Overleven is bij haar een kunst geworden.

Coaster Kwiek, waarschijnlijk in de jaren ‘50.