Aan de Tweede Boerhaavestraat 17 wordt hard gewerkt. Iedereen die binnenkomt stapt in een wolk van olie en uitlaatgassen, met eigenaar Erik Schnabel meestal ergens liggend onder het karkas van een auto. In zijn bezwete handen huist de geur van het bijna honderd jaar oude familiebedrijf.

Carolien Gevers | Foto Frank Schoevaart

De stamhouder was opa Jacob (1902-1970), die als taxichauffeur al aan zijn auto’s sleutelde. Als hij werd gebeld, verruilde hij vliegensvlug zijn overall voor een heuse mantel, deed zijn petje af en reed naar de klant. Trots vertelt kleinzoon Erik hoe zijn opa in 1925 officieel zijn garage opende. ‘De eerste jaren op huisnummers 11-13 met zijn zwager bij hem in dienst. Toen deze laatste daarna als garage Nijman verderging, schoof mijn opa op naar nummer 17.’ Een ingelijste foto aan de wand van zijn kantoortje is de stille getuige.

Vader ontkoppelde rustig wielklemmen van zijn klanten

Niet klein te krijgen

Je zou niet zeggen dat Erik (1967) zijn opa nauwelijks heeft gekend. Op een liefdevolle manier vertelt de kleinzoon over de talenten van zijn grootvader. De Joodse man die op weg naar Westerbork uit de trein wist te springen en daarna jaren door Europa zwierf, terwijl zijn vrouw – niet Joods – een oogje op de ‘gesloten’ garage hield, waar allerlei auto’s van klanten gestald bleven staan. De man die na de oorlog gewoon weer verder ging met in 1956 ook zijn zoon Hans (1933-2022) in het bedrijf. En de man die in zijn vrije tijd op straat voor kinderen stond te goochelen. Erik: ‘Hij was niet klein te krijgen.’

In de Amstel

‘Dat gold op een andere manier ook voor mijn vader Hans’, vertelt Erik. ‘Waar mijn opa altijd al een sleutelaar was, was mijn vader van meet af aan een, minstens zo hard werkende, manager. Met een technisch management diploma in zijn zak, trok die juist personeel aan voor het handwerk, waar hij zelf wel de kennis maar minder de vaardigheid voor bezat. Zo ben ik, toen ik in 1987 in de zaak kwam, met name opgeleid door Joop Muller, een monteur die destijds al bij Jacob was begonnen. Mijn vader had wel dezelfde moraal als die van zijn vader. ‘Keihard voor weinig, nooit chagrijnig’ luidde het familiemotto. Ook had hij zijn eigen principes. Zo was hij in de jaren negentig faliekant gekant tegen het betaald parkeren, dat toen werd ingevoerd. Om zijn klanten te helpen ontkoppelde hij rustig de wielklemmen van hun auto’s. Ik vrees dat er nog vele in de Amstel liggen,’ lacht Erik voluit. ‘En hij vervalste zelfs zo nu en dan de parkeerkaartjes. Kan je je voorstellen dat dit dezelfde man is die in zijn pauzes hier in de garage orgel zat te spelen? Muziek was zijn passie, daar achterin stond jarenlang zijn elektrisch orgeltje. De klanten vonden dat prachtig. Mijn vader speelde ook in een klezmerband, en trad zelfs op in de Rode Hoed.’ Erik wil zijn oma en moeder zeker niet vergeten. Zij verzorgden altijd, in stilte vanuit huis, de facturatie en administratie van de zaak.

Overgeslagen genen

In 2012 vormde Erik het familiebedrijf om tot eenmansbedrijf. Hij had moeilijke jaren achter de rug. Kort nadat zijn vader met pensioen was gegaan ontstond de bankencrisis in 2008. Dit betekende dat er van de ene op de andere dag nauwelijks werk was. Erik sleepte zich een paar jaar met buikpijn van de stress naar de garage, tot hij noodgedwongen zijn personeel moest ontslaan. Daarna krabbelde hij weer op en ging zijn solobedrijf steeds meer waarderen. ‘Ik ben een echte kleinzoon van mijn opa. Van jongs af aan ben ik een knutselaar geweest, het begon met technisch lego, maar ook al vroeg met sleutelen aan mijn eigen fietsjes, wat ik niet van mijn vader leerde. Wat dat betreft slaan onze genen kennelijk telkens een generatie over want mijn twee zoons hebben zelfs niets met auto’s, ook niet het technisch inzicht van mijn vader. Dat geldt trouwens ook voor mijn broer die al jaren in de IT werkt.’

Toen en nu

In oktober 2022 overleed de vader van Erik. Hij heeft er nog steeds last van. ‘Gek hè, terwijl die toch de respectabele leeftijd van 89 heeft bereikt. Ik heb alle klanten, die hem nog kenden, een rouwkaart gestuurd. Ik heb veel aan hem te danken. Onze garage lijkt nog steeds behoorlijk op de oude van mijn vader. We hebben nog altijd dezelfde informele sfeer en het persoonlijk contact met onze klanten. Ik ken iedereen bij voornaam en houd ervan als mensen gewoon, als bij de buren, binnenlopen.’ Dwars had dit al gezien. Voor iedereen die binnenliep, nam Erik de tijd, met een opvallend transparante uitleg over wat hij had gerepareerd. Naast onderhoud, reparatie en APK-keuringen, doet de garage ook alles op het gebied van (de)monteren, balanceren en verwisselen van banden.

Erik Schnabel: ‘Het begon met technisch lego’

Erik toont aan de wand alle planken met tientallen opgeslagen zomerbanden van zijn klanten. ‘Natuurlijk zijn er in de loop van de tijd ook dingen veranderd. Zo hebben wij het uitdeuken en spuiten van auto’s helaas moeten uitbesteden aan schadebedrijven, allemaal door toedoen van de centralisatie van de verzekeringen. Ik vind dat jammer. Daar staat tegenover dat we wel tegenwoordig op een betere manier voorruiten vernieuwen. En we hebben modernere apparatuur.’ Erik vindt het moeilijk te zeggen wat zijn eigen expertise is. Uiteindelijk mompelt hij dat hij echt goed is in de reparatie van elektronische systemen, al relativeert hij dit even later weer meteen. ‘Je bent nooit in alles 100%. Ik ben een perfectionist. Alles moet goed zijn, ik voel het als mijn verantwoordelijkheid dat iedereen veilig de weg op kan.’

Andere paardenkrachten

Pratend over de toekomst vertelt Erik in gesprek te zijn met een nieuwe compagnon. ‘Ik vind mijn werk nog steeds fantastisch, maar het wordt me met het ouder worden in mijn eentje straks fysiek te zwaar.’ Out of the blue bekent Erik vroeger altijd een andere droom te hebben gehad. Hij wilde in de paardenbusiness. Erik blijkt een fervente paardrijder te zijn en samen met zijn vrouw, die hij op stal leerde kennen, al jaren paarden te hebben. ‘Iedere ochtend ga ik, voor ik ga werken, mijn paarden verzorgen.’ Erik klinkt gepassioneerd. ‘Ik ben destijds de zaak ingegaan omdat ik me verantwoordelijk voelde voor het familiebedrijf en echt, ik heb nooit spijt gehad. Maar paarden zijn altijd mijn passie gebleven. Die passie is ons familiekenmerk. Mijn zoons hebben die ook. Mijn opa had die voor goochelen, mijn vader voor muziek en ik voor paarden. Passies moet je koesteren. Ik zal ervoor zorgen dat de compagnon die ik ga aantrekken net zoveel paardenkrachten in huis heeft als onze familie.’