Home Dwars nieuws De Zwarte Hand

De Zwarte Hand

0

Het alarm van brandweerkazerne Weesperzijde klinkt luid over de Amstel. Het is oudjaarsdag. Voor de uitrukkende brandweerwagen rijdt een motoragent. Wanneer ze bij de openbare brandmelder bij de Camperstraat arriveren, is er geen rook te bekennen. De motoragent zoekt de omliggende straten af, maar komt onverrichterzake terug. De brandweercommandant overhandigt de motoragent met een kwaad gezicht een zakje oliebollen en een getypt briefje. ‘Beste commandant, een voorspoedig 1936 gewenst van ‘De Zwarte Hand’. Potverdomme! Eerste kerstdag waren het kerstkransjes! Het wordt tijd dat jullie die Zwarte Hand pakken!’

Tekst Melissa Plomp | Illustratie Ruud Meijer

‘Ik kan al nachten niet slapen van angst!’ snikt het oude mensje. Rechercheur Posthuma pakt een brief uit haar trillende hand. ‘Mevrouw, kalmeer alstublieft. Er hebben nog negen mensen hier in de Vrolikstraat precies zo’n brief ontvangen. Ik kan u verzekeren dat deze schavuit, die zich de Zwarte Hand noemt, nog nooit een dreigement heeft waargemaakt. Honderden mensen ontvingen al een dergelijke brief en er heeft nog niemand, voor zover wij weten, betaald, noch is er sprake geweest van een vreselijke wraak.’ Hij vouwt de getypte brief open. Het is zoals altijd: de eis om op een bepaald tijdstip een bankbiljet achter te laten in het telefoonboek van de telefooncel op de hoek. Als er niet betaald wordt, zal de ontvanger te maken krijgen met een ‘heevigen wraak’, wat geïllustreerd wordt met een knullige tekening van een tafelmes. Was getekend: ‘De Zwarte Hand’. Ook de tekening van een zwarte hand ontbreekt niet.

Posthuma bromt. ‘Deze heer heeft heel wat op zijn geweten. Bij de brandweer in heel de stad, kennen ze hem ook als ‘Hans van de V.A.M.’, de Vereeniging van Alarm Makers. Al jaren is hij verantwoordelijk voor misschien wel een derde van alle valse brandmeldingen. Hij laat dreigbrieven voor de brandweerlieden achter, maar ook cadeautjes. En afgelopen Sint Nicolaas notabene chocoladeletters! Nu is hij overgestapt op brieven aan burgers. Eerst dreigde hij met een inberekersbende, nu eist hij geld of stuurt hij valse oproepen voor politieverhoor.’

De wijkagent knikt. ‘Die Zwarte Hand zit niet stil. De afgelopen weken hebben zich bij ons bureau in de Linneausstraat niet minder dan 90 mensen gemeld. Zij hadden allemaal een oproep ontvangen om zich te melden voor politieverhoor over allerlei niet gepleegde misdaden. En ik heb gehoord, dat het ook in West raak was!’ Posthuma reageert grimmig: ‘Geen zorgen, het net begint zich te sluiten. Hij maakte een kapitale fout. Binnenkort is hij voor mij!’

De man heeft zijn fiets in de stalling op de Munt gezet. Rechercheur Posthuma observeert hem onopvallend van achter zijn krant. Op een afstandje volgt hij hem tot aan het kantoor. Wanneer de man naar binnen is verdwenen, wenkt Posthuma de agenten die in de buurt staan te wachten. ‘Heren, het is hoog tijd voor een arrestatie.’

Op het bureau bekijkt Posthuma de man voor hem aandachtig. Opvallend lang, keurig in pak, uiterst beschaafd. Een kantoorbediende. Volgens zijn werkgever doet hij zijn werk voorbeeldig en beschikt hij over een buitengewoon geheugen. Volgens de deskundigen is hij overspannen en psychotisch. Zijn huis blijkt vol te hangen met krantenartikelen over de brandweer. Ook vonden ze daar de typmachine waar hij jarenlang dreigbrieven op typte, de stempel die hij gebruikte en de statuten van de ‘Vereeniging van Alarm Makers’, waarvan hij de oprichter, secretaris én enig lid blijkt te zijn. De man kijkt arrogant terug. ‘Goed,’ zucht Posthuma, ‘Dat was het dan. U wordt nu overgebracht naar de Valeriuskliniek.’ Nog lang galmt het niet zo beschaafde geschreeuw na in de gangen van het bureau. De Zwarte Hand is ontmaskerd.

Op dinsdag 16 juni 1936 arresteerde rechercheur Posthuma eindelijk de 31-jarige man, die al jaren als ‘De Zwarte Hand’ onrust veroorzaakte in heel Amsterdam. Eind 1935 surveilleerden er rechercheurs met politiehonden bij de brandmelders en stond er bij de brandweerkazernes motorpolitie klaar die tientallen keren tevergeefs uitrukte. Kort na zijn 300e brandmelding begon ‘De Zwarte Hand’ dreigbrieven te schrijven aan burgers, waarvan hij sommige voorzag van een stempel. De recherche vond de maker van de stempel en kon zo een signalement van de dader krijgen en hem ontmaskeren.