Aan de muur hangen foto’s. Zwart-wit portretten, familiekiekjes, beelden van een jongeman in uniform, een trotse vader, een opa met kleinkind. In het huis van Alexander Pinas aan de Transvaalstraat leest de bezoeker zijn levensverhaal in beelden. ‘Kijk, daar zat ik op school in Paramaribo’, wijst hij. De klas van de technische school, hij zelf ergens middenin. En verderop een foto van de bouw aan de dam aan het Brokopondo meer.

Arie Martijn Schenk

Alexander komt uit Suriname, geboren in 1940 in Paramaribo, maar opgevoed door zijn opa en oma in een dorp. Tantes en ooms hielden ook toezicht, zorgden, voedden op. ‘Een goed leven. Alleen mijn ouders kende ik niet.’

In de herfst van 1975 landde hij op Schiphol. Net voor de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november. Een vakantie een jaar voorafgaand zorgde voor zijn vertrek. ‘Mijn zus zei tijdens mijn bezoek: kom ook hier wonen.’ Eerst Amsterdam, toen Vlissingen-Oost. In een aluminiumfabriek werkte hij als operator. Zevenentwintig jaar lang. Daarna verhuisde hij naar Zaandam, dicht bij familie. Via verschillende adressen in Oost streek hij uiteindelijk neer in dit huis met tuintje in de Transvaalstraat.

Voor zijn huis staat zijn scootmobiel, klaar voor vertrek. Maar het liefst fietst hij zelf nog een rondje. ‘Bewegen houdt me jong.’ Vijf kinderen, vier kleinkinderen. Op verschillende dagen schuift hij aan in de Elthetokerk in de Javastraat. ‘Gezellig eten, beetje praten, en altijd iets goeds op tafel.’

Naar Keti Koti gaat hij steevast in het Oosterpark. Dit jaar ook. ‘Jullie klagen over de warmte, ik was er gewoon. Overal feest, daar wil ik bij zijn.’

Alexander praat met gezag over Suriname. Over de onafhankelijkheid. ‘Veel Hindoestanen verlieten toen het land. Afstammelingen van contractarbeiders uit Brits-Indië.’ Zijn ogen glinsteren. ‘En de winkels in Suriname? Die draaien op Chinezen. Die sluiten pas als jij allang slaapt.’

Regelmatig vliegt hij nog terug. Naar familie, naar herinnering. ‘Maar hier in Oost voel ik me ook thuis.’ Wat hij opvallend vond toen hij in de jaren zeventig hier kwam wonen. ‘Nederlanders wonen opvallend. Keurig in rechte straten. Zo dicht op elkaar. In Paramaribo zag ik dat niet’, zegt hij lachend.

Alexander vindt alles lekker. ‘Zuurkool met worst, broodje pom, friet met mayo, kipfilet. Mijn zoon kookt vaker Surinaams, maar ik eet alles. Versgebakken friet dat kenden we in Suriname niet.’ ’s Avonds kijkt hij voetbal. Suriname, Curaçao. Misschien ooit op een WK. ‘Je weet maar nooit.’

In de Transvaalstraat vertelt elk hoekje van zijn huis iets over Alexander Pinas. Geen grote woorden, geen opsmuk. Alleen een muur vol foto’s, een warm huis en een man die veel heeft gezien en het rustig doorvertelt.