Melissa Plomp | Illustratie Ruud Meijer
Als ik arriveer rond middernacht, puilen de drie perrons van het bijna 100 jaar oude station uit van de mensen. Ik voeg me bij het chique gezelschap dat zich voor het station verzamelt. Camera’s flitsen en de gesprekken om me heen worden overstemd door het lawaai van de menigte. ‘U bent van de pers?’ Ik knik en houdt mijn potlood en notitieboek omhoog. De stationschef gebaart: ‘U kun zo plaats nemen in het voorste rijtuig. Als we de trein ooit gaan bereiken, natuurlijk.’ De politie probeert ons door de menigte naar het tweede perron te loodsen, maar er is geen doorkomen aan.
00.18 uur. Het gejuich klinkt luider en luider. Fanfares zetten marsmuziek in wanneer trein 584 langzaam naast perron 2 tot stilstand komt. Een delegatie taxichauffeurs dringt naar voren. Als de machinist de locomotief uit klimt, bieden ze hem een rouwkrans en een rouwoorkonde aan: ‘Heden overleed na een langdurig lijden ons brave Weesperpoortstation…’
Ons gezelschap weet eindelijk de trein te bereiken. Ik stap samen met mijn collega’s in het voorste rijtuig. De chique dames en heren stappen in het eersteklas rijtuig achter het onze. Ik knaag op de achterkant van mijn potlood en begin te noteren: Nacht van zaterdag 14 op zondag 15 oktober 1939. Dit station heeft jarenlang een minimum van comfort gepaard aan een maximum van ongezelligheid…
Met een schok komt ons rijtuig in beweging. Met een kleine vertraging vetrekken wij als laatste trein van dit station. Het gejuich van de mensen op de perrons zwelt aan tot een orkaan. Als onze trein onder de overkapping vandaan rijdt, klinken er knallen en verdwijnt de trein in een dichte mist van donderbussen die op het spoor worden gegooid.
De trein tuft traag voort over het oude spoor, gelijkvloers met het overige verkeer. Ondanks het tijdstip staan de straten volgeladen. Achter veel ramen branden kaarsen. Op de feestelijk verlichte balkons van de huizen aan de Vrolikstraat kijken de bewoners voor de laatste keer neer op de passerende trein. Ze wuiven naar ons en gooien bloemen naar beneden.
Om 00.45 uur bereikt de trein eindelijk de spoorwegovergang bij de Linnaeusstraat. Ik noteer: De meest gehate spoorwegovergang van Amsterdam, die een heel stadsdeel afsloot van de rest van de stad… Omwonenden raken de spoorbomen aan die hun voor de laatste keer de weg versperren. Daarachter ligt de nieuwe rails al klaar, hoog op de spoordijk en het viaduct dat de Linnaeusstraat overspant. Nu staan de dijk en het viaduct vol met toegestroomde mensen. Opnieuw draagt men een rouwkrans de trein in, terwijl buiten uit een luidspreker de treurmars van Chopin klinkt. De trein fluit en langzaam gaan we weer verder.
Ook wanneer de trein de volgende spoorwegovergang nadert, bij de eerste van Swindenstraat / Javastraat, zijn de straten en de nieuwe spoordijk afgeladen. Vanuit de overblijfselen van het oude Muiderpoortstation klinken flinke knallen van de mistbommen en donderbussen die door opgeschoten jongens worden afgestoken. Het juichende publiek wordt door de mist omhuld, waardoor ze niet meer zien, hoe een volgende krans van herstbladeren en rouwlinten aan de inzittenden van onze trein wordt overhandigd.
Voor de laatste maal gaan de spoorbomen weer open. De trein rijdt nu steeds sneller verder richting Centraal Station, waar we om 1.00 uur arriveren.
Op 29 maart 1940, 10.00 uur sta ik te kijken hoe het laatste stuk van de overkapping wordt weggehaald. Ik haal mijn notitieboek tevoorschijn: De stoffelijke resten van Weesperpoort, vroeger Rhijnspoor. De gevel van de kap aan de kant van het Weesperplein staat nog overend, kleurig versierd en met de emblemen van het eeuwfeest van de Nederlandse Spoorwegen. Op de gevel heeft men een lugubere vogelverschrikker neegezet, met wapperende jas en een rood-wit-blauw vlaggetje in de hand… Kletterend vallen de laatste golfplaten van de dakspanten op de grond.