Als je hem zo met zijn sigaartje ziet, in het bijna-lentezonnetje voor zijn huis aan de Transvaalkade, kun je bijna niet anders denken dan ‘een tevreden roker’. Dick Veenstra woont er, samen met zijn vrouw Marry, pas een half jaar, maar inmiddels is hij al lang geen onbekende meer in de buurt. Als hij opstaat van zijn bankje en naar het raam loopt, zie je ook meteen waarom.

Hier woont een verzamelaar en liefhebber van sigaren. Kistjes, geschenkverpakkingen, tabaksattributen: je krijgt een inkijkje in een klein sigarenmuseum. ‘Ik krijg veel leuke reacties’, vertelt Dick. ‘Nu zit ik buiten, maar meestal zit ik in dit kamertje en rook een sigaartje. Met het raam wijd open voor de ventilatie, en dan krijg je vanzelf ook aanspraak. Mensen kijken naar binnen, vinden het leuk om te zien en vragen me van alles. Een van de buurtbewoners kwam zelfs een doosje sigaren brengen’.

Voor het interview had Marry Veenstra me al gewaarschuwd: ‘Als je mijn man vraagt naar sigaren dan kan hij blijven praten.’ En dat is zachtjes uitgedrukt, maar er is ook zoveel te vertellen, er is zoveel dat Dick wil laten zien. Regelmatig vernieuwt hij daarom ook de uitstalling van zijn collectie voor het raam. Zo zijn er nu onder andere reclameborden, een grote sigaar en een verzoek tot nationale inschrijving van Hajenus.

Het verzamelen begon bij toeval, zo’n jaar of zestig geleden. Ik verhuisde naar Wieringen en kwam naast Marco Visser te wonen, eigenaar van de Washington-sigarenfabriek in Hippolytushoef. Ik begon zelf met wat kistjes, maar vooral de sigarenbandjes van Washington waren geliefd. Er waren ook speciale albums voor die over de geschiedenis van de Amerikaanse schilderkunst of over de ruimtevaart gingen. Eind jaren zestig schreef Jaap ter Haar nog een boek over de geschiedenis van Amerika met de bijbehorende sigarenbandjes’.

Inmiddels woont Dick nu 47 jaar in Amsterdam en is altijd blijven verzamelen. Een tijd lang heeft hij aan de Bloemgracht een ‘verzamelingwinkel’ gehad. In ‘de Vlo’ verkocht hij natuurlijk allerlei rookattributen, maar ook op andere manieren probeerde hij sigaren en ruwe tabak te promoten. Bijvoorbeeld met tabaksbier ‘Taboe’ en ‘Jean Nicot’, of met recepten en twee kookboekjes. Zakelijk geen succes, maar het leverde hem wel heel veel plezier op, waar hij met pretlichtjes in de ogen nog altijd graag over vertelt.

‘We hadden contact met allerlei bekende koks die wel recepten met tabak wilden ontwikkelen. Bijzonder vond ik de scampi’s die, na het grillen, gestoomd werden in een dekblad van tabak. Zo krijg je een heel aparte, lekkere tabakssmaak. Toen we eens met een grote club sigarenliefhebers uit eten gingen en deze schotel namen, werd het een groot succes. Behalve voor één van de leden, die kotsmisselijk werd. Hij bleek niet goed te hebben opgelet, want je moet natuurlijk wel eerst het dekblad verwijderen voor je een hap neemt: tabak zelf is immers giftig, je kunt het niet eten!’

Via zijn oude vriend uit Wieringen, die inmiddels shopmanager bij de bekende Amsterdamse sigarenzaak Hajenus was geworden, begon Dick aan de volgende promotieactiviteit. ‘Hij vroeg me etalages in te richten, een boekje te schrijven en daarna ontwikkelden we samen een rookcursus die we na sluitingstijd gaven. Belangrijk vond ik vooral de sfeer, praten over sigaren en in alle rust genieten. Dat was ook het leuke van Rust en Bedachtzaamheid, een Amsterdamse sigarenclub waar ik voorzitter van was. Dat waren mooie avonden.’

‘Nog geen sigarenbandje met Amsterdam 750 erop gezien’

‘Nu is alles anders, sigarenwinkels met een uitstalling van honderd merken zijn er niet meer. Er mag geen promotie meer worden gemaakt. Ik heb bijvoorbeeld nog geen sigarenbandje met Amsterdam 750 erop gezien. De sfeer is weg, de charme van het uitgebreid kijken en praten is verdwenen. Ze zijn ook erg duur geworden, een goede Cubaanse sigaar is niet meer te betalen, een paar honderd euro is inmiddels normaal voor een kistje betere sigaren! Nee, als ik nu zou beginnen met roken, zou ik vermoedelijk niet meer aan sigaren beginnen.’

Gelukkig heeft hij zijn verzameling, waarvan hij nog steeds zichtbaar geniet. Veel komt er niet meer bij, maar terwijl hij weer een nieuw kistje laat zien, vertelt hij dat hij nog erg graag één speciaal ‘kistje’ zou willen verwerven. ‘Hier heb ik een kistje van Cubaanse sigaren, mijn oudste object. Het komt uit Havanna en is van ongeveer 1850. Het is een mooi kistje, maar het leeft voor mij pas echt als de bijbehorende sigaren erin zitten. Maar die heb ik ook, kijk, dit zijn ze, nog in de originele verpakking!

Er kan natuurlijk altijd nog iets nieuws bij, maar eigenlijk heb ik nog maar één grote wens. Hier heb ik een doosje met sigaren dat net zo groot is als een luciferdoosje. Naar verluidt door iemand gemaakt om zijn doktersrekening mee te betalen. Ik zou vreselijk graag nog zo’n ‘luciferkistje’ met die kleine sigaartjes willen hebben.’

Een tijd lang heeft Dick ook meegewerkt aan tentoonstellingen, of op verzoek etalages ingericht. Nu is hij daar mee gestopt: bij het in- en uitladen is er een paar maal een te groot deel van zijn collectie gestolen. Wil iemand nu iets weten over sigaren, of zijn collectie bewonderen, klop dan gerust bij het raam aan, Dick vertelt er graag over!