Zullen we nog even de kroeg in? En waar dan? De Javastraat in de Indische Buurt is altijd gezellig, zowel in de zomer als in kersttijd. Maar bij nadere beschouwing blijken alle horecabedrijven eetgelegenheden. Dus gaan we weer naar Gijs de Rooy, Javastraat 1. Al 75 jaar.
Tekst Hannie Raaff | Foto’s Björn Martens
Ik voel me hier helemaal in ‘t Schaep met de 5 pooten, zegt mijn vriendin Trees, die in het deftige Groningse Haren woont. Tevreden kijkt ze naar de Perzische kleedjes op de tafels, de glas-in-loodramen, de donkere toog en de veelkleurige gasten aan de bar. Het is een onvervalste Amsterdamse bruine kroeg. Mijn zoon gaat er voetbal kijken, mijn schoondochter wil er biljarten. Mijn neef Pim die al 60 jaar in Amerika woont, voelt zich hier geen toerist. Mijn lief wil ook wel mee naar Gijs, al kun je er geen goed gesprek met elkaar voeren. De muziek staat iets te hard en de gasten zijn een beetje luidruchtig. Maar ze hebben hier wel zijn favoriete witbier en ossenworst. Nou ja, dat goede gesprek bewaren we wel voor thuis, net als gezond eten. Je gaat naar de kroeg voor een borrel, een goed glas bier en om een beetje te ouwehoeren en mensen te kijken. En dat lukt heel goed bij Gijs. Al 75 jaar!
Gezellig conservatisme
Het pand bestaat al sinds 1906. Het was oorspronkelijk een stationskoffiehuis. De vader van de huidige Gijs kocht het pand in 1947. Hij stierf al toen hij 48 was. Gijs was toen 17 en al prima in staat om de zaak over te nemen. Hij had op de ambachtsschool zijn horecapapieren gehaald, maar in die dagen moest je 25 zijn voor een vergunning. Voor Gijs werd een uitzondering gemaakt, en op zijn 22e werd hij de jongste kastelein van Amsterdam.
Hij kent zowel het horeca-leven als de Indische Buurt als zijn broekzak. Natuurlijk zijn er moeilijke tijden geweest. Het zwaarst waren de jaren tachtig. De buurtbewoners kregen meer welvaart en vertrokken naar een huis met een tuin. In de sociale huurwoningen die ze achterlieten kwamen mensen met een laag inkomen, nieuwkomers van verre. Het verenigingsleven verdween en daarmee een belangrijk deel van de vaste klandizie. Maar in de jaren negentig krabbelde de buurt weer uit het dal. Er kwamen koopwoningen met meer koopkrachtige bewoners, meer jongeren en oude Amsterdammers uit Purmerend hadden soms last van heimwee naar hun oude buurt en naar hun potje bier bij Gijs. Er kwamen weer een biljartclub en een dartclub. De klandizie is nu een duidelijke afspiegeling van de Indische Buurt: multiculti, oud en jong.
Gijs heeft de sfeer van de ouderwetse bruine kroeg behouden. Wel kwamen er moderne gescheiden toiletten en een akoestisch plafond tegen de geluidoverlast. Roken mag alleen buiten onder de rode markiezen. En er kwam een mooie keuken, waar Gijs zelf zijn gehaktballen draait, frituurt en één keer per week stamppot kookt.
De toekomst ziet er goed uit
Het 75-jarig bestaan van het café is uitbundig gevierd, en terecht. Gijs is met pensioen, maar woont nog boven het café. Hij is er nog regelmatig te vinden om schoon te maken, op te ruimen en in de keuken te werken. Hij heeft de zaak overgedragen aan zijn schoonzoon Marco, ook een ‘De Rooy’ (maar geen familie). Die heeft economisch gezien een gezonde zaak overgenomen. Ze zijn heelhuids de coronatijd doorgekomen, mede dankzij het fijne terras. Het personeel blijft jarenlang in dienst omdat ze het naar hun zin hebben. Marco heeft kleine aanpassingen gedaan. Op de kaart staan nu meer soorten bier en frisdrank. En lekkere wijn!
Dat laatste wil ik wel eens proberen en mijn kritische buurvrouw gaat mee. We bestellen wijn met een borrelplankje. Ze hebben verschillende soorten. Wij gaan voor een warme borrelplank met (eventueel vegetarische) bitterballen, vlammetjes, kaastengels en minifrikandellen. De wijn smaakt naar meer en we krijgen een oliebol van de buren als toetje. We koken die avond niet meer en de rest van de week eten we heel veel groente.
Kortom, dit buurtcafé gaat minstens nog eens 75 jaar mee. Het pand is gekocht, dus ze hebben geen last van huurverhogingen. Ze hebben geen contract met een brouwerij en zijn dus onafhankelijk. ‘En in mijn volgende leven word ik weer kastelein’, zegt Gijs trots.
Dus de 150 jaar haalt dit mooie café zeker ook nog wel.