Stichting Geheugen van Oost verzamelt verhalen over Amsterdam-Oost van (oud)bewoners en anderen. Alle verhalen zijn te lezen op www.geheugenvanoost.amsterdam, zodat de geschiedenis niet verloren gaat. De IJopener publiceert regelmatig een verhaal. Deze keer vertelt René van Eunen, secretaris van Stichting Vrienden van Watergraafsmeer, hoe hij als kleuter Park Frankendael beleefde.
René van Eunen
Het was op een middag in de herfst van 1983 dat we met de kleuterklasjes van de Hogewegschool (tegenwoordig Frankendaelschool) naar park Frankendael gingen. Dit was onder begeleiding van in ieder geval juf Geertje, mijn moeder en een opa van een van de kinderen.
Op de Middenweg aangekomen maakte het ‘kasteel’, Huize Frankendael, natuurlijk meteen grote indruk en keken we vol ontzag naar de iets verderop gelegen statige Emmakerk, thans ‘De Bron’. Ik vroeg me af of er nog iemand in dat kasteel zou wonen. Pas jaren later leerde ik dat mevrouw Cecilia van Vliet-Lichtveld er woonde, zij was de laatste bewoner van Huize Frankendael.
We liepen door de imposante toegangspoort het bos in. Park Frankendael was toen nog veel bosrijker dan het nu is. Eekhoorns en andere bosbewoners hielden zich schuil. Kennelijk waren we kleine rakkers voor hen te luidruchtig. Al rondhuppelend verzamelden we de mooiste en grootste bladeren en kastanjes in een plastic tas. Op school en thuis kon daar weer mee geknutseld worden. De bladeren liet je in een schrift drogen of je maakte er verfafdrukken van en van de kastanjes maakte je met prikkers poppetjes. Twee handenvol bladeren in de lucht gooien bleek overigens ook erg leuk te zijn.
Wat ons van alles het meest intrigeerde in park Frankendael was de kleine, mysterieuze ruïne waar we vastberaden en enthousiast op afstormden. Wat een spannende plek om te spelen! De fantasie kreeg de vrije loop; de jongens waren ridders en de meisjes prinsessen uit de middeleeuwen. We wisten natuurlijk niet dat deze ruïne een stuk minder oud was dan we dachten. Laat staan dat het een kluizenaarshut moest voorstellen die rond 1815 als attractie werd gebouwd en waarin vroeger een houten, mechanische kluizenaarspop met monnikspij en baard zat die wees op een doodskist met het opschrift ‘Gedenk te sterven’. Daar zouden we als kleine dreumesen vast behoorlijk bang voor zijn geweest!
De plastic tassen waren intussen goed gevuld en het begon steeds kouder te worden. Juf Geertje vond het toen tijd worden om het park te verlaten. Moe maar voldaan keerden we terug naar school.