De Kalfschooltuin is een van de oudste schooltuinen van ons land én de een na oudste van Amsterdam. Sinds 1935 leerden er vele generaties leerlingen van rond de tien jaar hier zaaien, planten, wieden, verzorgen en oogsten. Oost-online kijkt wat er zoal gebeurt op deze Amsterdamse schooltuin en loopt een paar keer mee met groep 6 van Montessoribasisschool De Amstel. Medio mei: de eerste planten komen al goed naar boven, maar vandaag moeten er weer nieuwe zaden de grond in.
Anne-Mariken Raukema | foto’s Xam Mouyhaan
Iedere woensdagmorgen begint de les op de schooltuin zittend op lage bankjes in een overdekt carré bij de ingang van de Kalffschooltuin. Educatief medewerker Rob van den Toorn heet alle leerlingen, juf Annemarie en drie ouders, welkom. Als hij vraagt wat ze verleden week gedaan hebben op de tuin, zijn de reacties meteen enthousiast: ze hebben onkruid gewied en gezaaid. Ook wordt de kennis even opgefrist wat een zaadje nodig heeft om te kunnen ontkiemen: water, lucht en warmte. Ook de vraag waarom een zaadje geen voedsel nodig heeft, wordt goed beantwoord: in een zaadje zit al genoeg voedsel. Aangewakkerd lopen alle kinderen naar de kop van hun perceel, onderweg nemen ze een emmer en een ‘hakje’ mee, een kleine handschoffel.
Onkruid, geen onkruid
Bij het ‘instructiebed’ vraagt Rob de leerlingen wat ze zoal hebben zien opkomen. Ze wijzen aan en benoemen, waar nodig corrigeren ze elkaar. Snijbiet, worteltjes, rucola (‘even proeven!’), radijsjes, de aardappelplant achterin en het viooltje vooraan. En intussen leren ze het onderscheid tussen geplant goed en onkruid. ‘Handig dat jullie de zaden in een rechte richel hebben gedaan, dan komen de plantjes ook in een rijtje op’, doceert Rob. Soms is er een aardappel van vorig jaar blijven liggen, die moet eruit en mag op de composthoop. De eerste opdracht luidt: haal met de hand het onkruid uit de bedjes op je tuin, met wortel en al natuurlijk. Daarna gaan ze met het ‘hakje’ over de bedden heen. Wie eerder klaar is, kan ditzelfde doen op de tuintjes van de een van paar leerlingen die er vandaag niet bij kunnen zijn. Zo heeft eentje z’n pols gebroken en zit thuis.
Rob is zeer te spreken over deze woensdagochtendgroep en vertelt dat er veel verschillen bestaan tussen de scholen en de buurten in Amsterdam. Ook is het belangrijk hoe lang hij de school kent en weet wat voor pedagogisch klimaat er hangt. De sfeer in deze groep is erg goed, ze helpen elkaar, vervelen zich niet en zijn niet met elkaar bezig, maar gericht op de tuintaken.
Annemarie Beekman, de leerkracht van deze groep van Montessoribasisschool De Amstel, is erg enthousiast over de aanpak van Rob van den Toorn. Ze ziet leerlingen nu op een andere manier bezig dan in de klas. ‘Het is net als bij gymnastieklessen of creatieve vakken, dan zie je ineens nieuwe kwaliteiten.’
Een van de leerlingen, Felix, ziet dat de witte en rode uitjes die hij twee weken geleden pootte, goed zijn gegroeid. Er ligt geen aarde op de uitjes, dan kan de zon er goed bij en groeien ze beter, weet hij te vertellen. ‘Zijn jouw uitjes al gegroeid?’, vraagt zijn klasgenoot Yara. Tijn vindt het hier leuk. ‘Je hebt veel te doen en je bent in de buitenlucht.’ Het meest kijkt hij ernaar uit om de aardappelen te oogsten. Daar gaat hij dan puree van maken. Dat kan hij zelf maken, frites niet. ‘En je eigen aardappelen zijn lekkerder dan die van Albert Heijn.’
‘Nog een halve minuut’, waarschuwt Rob. Daarna leggen ze hun gereedschap neer en komen ze naar het instructiegedeelte. Niet iedereen is klaar, maar dat blijkt na nog twee instructierondes geen probleem. Ze leren waar en hoe je cosmea en de hoge zinnia zaait en natuurlijk de trots van elke schooltuin: de zonnebloem. Drie zaadjes komen in een cirkelvormige gleuf met een stok in het midden. Als Annemarie vraagt hoe cosmea eruit ziet, komt de betekenis van het woord ‘pasteltint’ aan de orde. Ook een kleine taalles over waarom je zonnebloem schrijft en geen zonnenbloem, paardenbloem en geen paardebloem. Dat krijgen ze eigenlijk pas in groep 7, maar dit kan nu geen kwaad.
Ouders helpen handje mee
Twee vaders en een moeder zijn vandaag mee naar de schooltuin. Ze komen vooral om de groep na afloop veilig naar school te begeleiden op de fiets. En passant helpen ze een handje mee, of maken foto’s. Xam Mouthaan is fotograaf geweest. Omdat kinderen niet herkenbaar in beeld online mogen, maakt hij voor oost-online een selectie die we mogen gebruiken. De moeder van Mats vertelt dat ze sinds februari in Amsteldorp wonen en blij is dat haar beide kinderen op de Amstelschool konden. ‘Het appartementje in de Transvaalbuurt werd echt te klein, nu hebben we een tuin,’ zegt ze vol trots. ‘Met Koningsdag kreeg ik tomaten- en aardbeienplanten, die Mats samen met z’n vader in de grond heeft gezet.’
Even na tienen zijn alle instructies wel gegeven is resteert nog bijna een uur om in de tuintjes te werken. ‘Quality time’, noemt Rob van den Toorn dit. Hij geeft elk kind individueel aandacht, stuurt bij waar nodig, complimenteert en geeft instructies. In vergelijking met andere scholen ligt De Amstelschool op een voorsprong. Dat komt een beetje door het weer – soms is het te nat om te zaaien of te poten, dan moeten de drie educatief medewerkers dit op woensdagmiddag zelf doen. Maar vooral door de manier waarop de leerlingen werken en leren. ‘Ik wil niemand onthouden zelf een zaadje te planten om vervolgens te zien hoe het groeit en bloeit en uiteindelijk te oogsten,’ zegt hij niet zonder trots.
Als alle harken zijn ingeleverd, alle emmers geleegd op de composthoop, de schoffeltjes erin gehangen en alles keurig op een rij voor de tuintjes staat, roept Rob de leerlingen op te verzamelen bij een van de gebouwen. Hij vertelt over zijn collega die bezig is om een voedselbos aan te leggen. Een wandeling volgt, waarbij wordt stilgestaan bij de bosaardbei, de bessenstruiken, de bijenkassen. Alle kinderen kijken een voor een door een raam naar ‘de villawijk voor de bijen’, waar verschillende kassen bijeen staan. Op de vraag hoe iemand heet die bijen verzorgt, geeft een als antwoord ‘een bijenfokker’. Nee, corrigeert een andere leerling, dat is een imker. Weer een woord geleerd. Bij de rabarberstruik mag iedereen die wil een stukje proeven. Wat je niet opeet, gaat op de grote composthoop. Via de ‘kleine beestjestuin’ met bijenhotels en veel honingplanten, een slootje en nog veel meer educatiefs komen we precies op tijd bij de uitgang. Tijd om naar school te fietsen. Begin juli ga ik nog een keer terug. Oogsten!