Twee volkstuincomplexen in Amsterdam-Oost vieren dit jaar hun jubileum. Nieuwe Levenskracht in de Watergraafsmeer bestaat 90 jaar en het is 70 jaar geleden dat de eerste tuinders op Amstelglorie neerstreken. De aandacht gaat dit keer naar het tuinpark dat in de oksel van de spoorbaan naar Utrecht en de Ring A10 ligt: Nieuwe Levenskracht. Oost-online spreekt er drie tuinders. 

Anne-Mariken Raukema

L

Lonneke Ketelaar is sinds 2018 bestuurslid en de laatste twee jaar voorzitter van het afdelingsbestuur (het tuinpark is een ‘afdeling’ van de Bond van Volkstuinders). Nieuwe Levenskracht ligt op de route van huis naar werk; Lonneke is huisarts in Diemen. Dat het tuinpark ligt ingeklemd tussen sportvelden, spoor en snelweg, deert haar niet. ‘Je hoort het geluid niet meer en de sportvelden brengen wat reuring.’ Het eerste weekend van april was het twee dagen feest. Aspirant-tuinders – er staan zo’n tweehonderd gegadigden op de wachtlijst – werden uitgenodigd om een werkbeurt mee te draaien, natuurlijk niet zonder eerst koffie met cake te hebben genuttigd en soep na afloop. Die was te koop voor het symbolische bedrag van € 0,90. Voor volwassenen was er een kruidenworkshop en kinderen konden zelf een bloemenpers maken. Na een sportsessie was er een drukbezochte borrel in de kantine van het complex. Het winkeltje ging weer open voor de rest van het seizoen en de nieuwe naastgelegen kas kreeg een feestelijke presentatie.

Woensdag 3 mei is het precies 90 jaar geleden dat Nieuwe Levenskracht officieel werd geopend. In het weekend van 17 en 18 juni vindt er een midzomerfeest plaats, met een open-tuinendag, workshops, muziek en een taartenwedstrijd. Zaterdagavond 9 september is het herfstfeest met salsa-les, tapas en dansen met een Caraïbische band.

Vrijwilligers

Ketelaar benadrukt dat het hele leven op de volkstuin draait op vrijwilligers. Zij onderhouden het complex en zorgen voor activiteiten voor oud en jong. Het was niet moeilijk om mensen te vinden die de drie feestelijke momenten van dit jubileumjaar voorbereiden. “Wat begon met een groepje van vier, breidde al snel uit tot zo’n tien enthousiaste mensen”, aldus Ketelaar. Zichtbaar trots is ze op het ecolint dat door Nieuwe Levenskracht voert en waardoor er ringslangen op het complex broeden, en ransuilen, spechten en de ijsvogel regelmatig worden gespot. Waar tot voor kort sprake was van een vaste subsidie van het stadsdeel, komt die nu in het kader van de ‘Uitvoeringsstrategie Volkstuinparken’ en in de toekomst via een centrale pot voor alle tuinparken gezamenlijk voor het groot onderhoud.

Ook een groepje vrijwilligers is bezig met de toekomst van het tuinpark en genoemde uitvoeringsstrategie. De presentatie van het tuinpark ‘buiten de hekken’ is belangrijk. Dat betekent onder andere dat het volkstuinpark meer open moet zijn voor wandelaars, die het steeds vaker weten te vinden. Nu is het tussen oktober en april gesloten, maar vanaf mei tot maar liefst 22.00 uur open. De organisatie van natuureducatieve wandelingen, de Tuintrail een verbindende route langs groene plekken in Oost, een vernieuwde website, zijn al gerealiseerd. In een stad met zo’n grote bouwopgave als Amsterdam ligt oprukkende woningbouw altijd op de loer. Die bedreiging ervaart de voorzitter dan ook reëler dan die van de vele omliggende sportvelden. Ook al komen er volgens de gemeente op termijn maar liefst 80.000 nieuwe inwoners bij, onder hen naar alle waarschijnlijkheid veel sporters die een plaats moeten vinden.

Populatie

In de twaalf jaar dat Lonneke Ketelaar op Nieuwe Levenskracht zit, heeft ze wel een en ander zien veranderen. Zo slinkt gaandeweg het aantal tuindersfamilies, die vaak al generaties lang en met velen op de tuin zitten. De zussen Stelling, dochters van oud-voorzitter Toon Stelling, horen bij deze groep. Ketelaar is blij met de verjonging van de tuinders, maar vooral met het feit dat ze er komen om te tuinieren, niet om te feesten. Met 151 tuinen is Nieuwe Levenskracht een middelgroot tuinpark te noemen. ‘Vroeger was het veel groter’, aldus de voorzitter. ‘Nieuwe Levenskracht is nooit verplaatst, maar wat nu Hof van Eden is [een nabij gelegen klein complex], behoorde vroeger ook bij Nieuwe Levenskracht. En voor de aanleg van de A10 zijn ook nog eens vijftig tuinen opgeofferd.’

Wat wel veranderd is in vergelijking met 90 jaar geleden, is het type mensen. Waren de tuinen in de crisisjaren bedoeld voor werklozen, bedoeld om hen letterlijk nieuwe levenskracht te geven in de vorm van een moestuin, zijn het nu gepensioneerden en tweeverdieners die er hun siertuin onderhouden, niet zelden voorzien van een drainagesysteem; het blijft wel Watergraafsmeer, onder zeeniveau. Ook andere ideeën over tuinieren komen met deze nieuwe tuinders binnen.

Twee van de drie zussen

Op tweede Paasdag spreek ik Rita Stelling-Schenk (1958) en Wilma Gerrits-Stelling (1960), twee zussen. Ook hun derde zus, Astrid (1965), heeft een volkstuin op Nieuwe Levenskracht. Hun grootouders van beide kanten hadden er een tuin, zodat hun vader Toon (1933) als zuigeling al op het net geopende tuincomplex kwam. Hij is altijd erg actief geweest. Omdat Toon handig was, bouwde hij twee jaar aan een nieuw tuinhuis, heeft altijd veel voor de vereniging betekent.  Rita en Wilma zijn er erg trots op dat de brug op het tuinpark officieel de Toon Stelling-brug heet, dat hij ereburger van Watergraafsmeer was en nog door Job Cohen is geridderd.

Rita en haar man Ruud hebben alweer heel lang de tuin van haar grootouders van moeders kant, Astrid en haar man John de tuin van de grootouders van vaders kant. Wilma en haar man Peter hebben al 39 jaar hun eigen tuin.

Geen vakanties

Net als vroeger hun grootouders en ouders, wonen de zussen vanaf mei tot in september op de tuin. Rita, die al jaren in Oudewater woont, rijdt dan eens per week naar huis om een was te draaien, de planten water te geven en voor de post. “Vroeger gingen we nooit met vakantie”, zegt Wilma. Vooral hun moeder was heel beschermend voor haar drie dochters. “Ze bracht ons vanaf de tuin elke dag naar de lagere school in de Van Swindenstraat. Eerst met de fiets en later met de auto Het gezin woonde de rest van het jaar in de Dapperbuurt. Ze was een van de eerste vrouwen met een rijbewijs in onze straat”, vult Rita aan.

Gedurende bijna vijf maanden sliep het gezin in het kleine tuinhuis, vader en moeder in het ene kamertje, de meiden in het andere. Vader Toon had twee stapelbedden gemaakt, die met de voeteneinden in elkaar geschaard waren, zodat er toch drie slaapplekken ontstonden. “We gingen nooit met vakantie, we waren altijd in de zomer op de tuin, en vonden dat heerlijk. Vervelen deden we ons niet. Je noemde iedereen ‘oom’ en ‘tante’, s avonds maakte je een wandeling over de tuin en dan kwam het regelmatig voor dat je werd uitgenodigd om een ‘bakkie’ te komen doen.” Pas toen de dochters volwassen waren, gingen ze met hun ouders wel eens op wintersportvakantie in Oostenrijk.

Kantine

Verleden jaar namen Rita en Ruud het beheer van de kantine over. Zij waren een paar jaar geleden al eens benaderd, maar toen werkten ze nog allebei, nu gepensioneerd en hebben daardoor ook meer tijd, erg leuk (het organiseren van andere vrijwilligers) de inkoop, het contact met medetuinders. “Daar doen we het voor.” Waar de bestuurskamer nog de sfeer van de jaren 70 ademt met bruine muren, is de kantine frisgroen en ziet er zeer verzorgd uit. Elke twee weken repeteert er het koor ‘De vrolijke noot’ waar weliswaar weinig actieve tuinders in zingen, maar des te meer oud-tuinders, nog steeds met veel plezier. In de wintermaanden af en toe ernaartoe, een reis van Oudewater naar Amsterdam en terug. Daarnaast zijn er het Sinterklaasfeest voor kinderen, de Kerstbingo en nieuwjaarsreceptie, de Paasbingo. “Ook hebben we een echtpaar (Joop en Greet) die al 24 jaar geen tuin meer hebben, naar Purmerend zijn verhuisd, maar bij elke activiteit aanwezig zijn en actief. Zij verkoopt lootjes en hij bedient de ballenbak bij de bingo. En zo zijn er nog wel meer mensen waar we altijd een beroep op kunnen doen.”

Andere tuinders

De zussen Stelling zien de ontwikkelingen die nieuwe tuinders meebrengen. Zij komen minder voor de tuin als vereniging, maar zijn meer op zichzelf. Daarmee lijkt een einde te komen aan het vroeger zo bruisende verenigingsleven, zoals de toneelstukken en wekenlange vieringen van jubileumjaren. Wilma: “Vroeger werd er echt gespaard voor feesten. Onze vader stond als heel zuinig bekend. Maar daarom kon er ook een feesttent van een paar duizend gulden worden gehuurd.” Ze vertelt over de revue die in 1996 plaatsvond en vier avonden zorgde voor een bomvolle kantine. De winter ervoor was er elke week gerepeteerd, alle kostuums waren zelf gemaakt.

De tijd die ze zelf als kind hebben meegemaakt en waaraan ze heel goede herinneringen bewaren, komt niet meer terug. Dat weten ze, hebben er vrede mee, maar zien wel met weemoed dat dit zo sociale deel van het leven op de volkstuin is verdwenen. Een schrale troost is dat dit op alle tuinparken speelt. Wat ze het fijnst vinden op Nieuwe Levenskracht is dat ze er zoveel mensen kennen en het is heerlijk vertoeven, leeftijdgenoten met wie ze nog hebben gespeeld, familie die bereid is elkaar te helpen. “We lopen elkaar niet voor de voeten, maar als er iets is, weet je altijd dat er iemand voor je klaar staat. Dat is onbetaalbaar. Wij hopen hier nog lang te genieten van ons mooie park.”

Nieuwe verbindingen

Het beeld dat de zussen Stelling schetsen is dat van saamhorigheid en familiebanden. Met de komst van nieuwe tuinders ontstaan nieuwe verbindingen. Nog steeds via kennisdelen over planten, maar ook door het praten over nieuwe ontwikkelingen bij het tuinieren. Meer aandacht voor biodiversiteit in de tuin en op het park, het belang om tuinders en bezoekers te interesseren voor de aanwezige natuur. Traditioneel blijft het met elkaar werken binnen de verschillende commissies zoals een Groencommissie, een Jeugdcommissie, een Activiteitencommissie. De Jubileumcommissie die de viering van het 90-jarig bestaan vormgeeft, is een goed voorbeeld van de samenwerking van ‘oude’ en ‘nieuwe’ tuinders. Dat dit ook anno 2023 goed werkt, is te zien aan het enthousiasme waarmee het eerste jubileumweekend werd bezocht. ‘90 samen groeien naar 100’ is dan ook het motto van het jubileum.