‘M’n opoe is dood’ zingt de houtduif en ‘I love you’ de Turkse tortel. Ezelsbruggetjes om de zang van de vogelsoorten uit elkaar te houden, horen we van Pieter van der Linden, sinds 2017 vogelteller van Park Frankendael. In het broedseizoen tussen maart en juni telt Pieter twee keer per maand in alle vroegte de vogels.
Jaap Kamerling | Dwars
De vogels hielpen ons de coronatijd door. Zij vulden het stiltegat dat de auto’s lieten vallen. Onlangs is er zelfs een leuk vogeltriootje gesignaleerd.
Stinkende best
‘Welke vogel het mooist zingt? Dat is zonder twijfel de merel’, vindt Pieter. Als hij die hoort, vaak als het nog donker is, wordt hij helemaal gelukkig. In het broedseizoen zingen de vogels op hun mooist. Dan doen de mannetjes hun ‘stinkende’ best om de vrouwtjes te verleiden.
Dat kan soms gepaard gaan met het nodige geweld. In het voorjaar zag ik een woerd een vrouwtjeseend verkrachten. Hij sprong bovenop haar en douwde haar met kracht onder water. In het voorjaar is er een overschot aan mannetjes, want de vrouwtjes zitten dan op een stil plekje te broeden. De paar vrouwtjes, die nog beschikbaar zijn, zijn de sigaar.
Een van de vogels, die Pieter het vaakst signaleert is de halsbandparkiet, een exoot. Een echte herriemaker. ’s Avonds overheerst in Park Frankendael het geroep van de grote alexanderparkiet, die veel lijkt op de halsbandparkiet. Pieter heeft geen hekel aan de vogel. Vindt ze er gewoon bij horen. ‘De parkieten zouden andere vogels verdringen en vooral de specht maar dat is nooit bewezen’, weet Pieter.
Bijzondere vogels
Welke vogels zien en horen we nu het meest? Pieter: ‘De kraaien, duiven, reigers en eksters, maar ook meerkoetjes en waterhoentjes. In het voorjaar hoor je vooral merels, koolmeesjes, roodborstjes en zanglijsters. En ook de tjif-tjaf, die hier broedt en daarna naar het warmere Marokko vliegt. Andere typische zomervogels zijn het zwartkopje en de kleine karekiet. Een rijkdom aan soorten. Mede dankzij parkhovenier Chris Barendse, die het park zo onderhoudt dat er veel soorten bloemen zijn die insecten trekken, waar de vogels weer tuk op zijn.’
Pieter signaleert ook bijzondere vogels zoals de lepelaar, de valk, het mooie blauwe ijsvogeltje en de Vlaamse gaai. De gaai is een opportunistische alleseter, die graag een mereltje lust. De lepelaar zie je vaak langs de spoordijk bij het Science Park. Soms zie je ze in Park Frankendael als je over de lange houten brug naar de Hugo de Vrieslaan loopt.
Slechtvalken kun je waarnemen rond de torens achter het Amstelstation. Hoog vanuit de lucht loeren ze op hun prooi.
Vogel trio
En dan heb je nog de uil. Half juli liep ik ’s avonds in de schemering naar m’n volkstuin op Klein Dantzig en voelde me opeens beloerd. En heuse ransuil dwong mij met z’n felle oogjes hem te bewonderen. De ransuil heeft grappige oortjes als horentjes. Hij jaagt vooral op muizen. In de kastanjebomen van het park zie je wel eens puttertjes met hun tropische voorkomen. Zo van het schilderij van Fabricius weggevlogen.
Nijlganzen zijn ook regelmatig te vinden in het park en een paartje had onlangs een wilde eend ‘geadopteerd’. Je zag ze overal met z’n drieën. Triootjes komen ook in de vogelwereld gewoon voor. In de literatuur is het nooit vermeld. Een foutje in de schepping? Of een vondst van Ons’ Lieve Heer?
‘Vogels slapen ’s nachts in de bomen,’ zegt Pieter, ‘comfortabel op het bladerdek van de takken of in boomholtes. Sommige vogels, zoals de spreeuwen, collectief bij elkaar en sommige individueel, zoals de uil en weer andere met z’n tweeën, zoals de kraai. De slimste vogelsoort van allemaal. Als je hem plaagt, herkent hij de volgende dag je gezicht. Kijk maar uit!’