750 jaar Amsterdam betekent een soort tsunami aan nieuwe boeken over de hoofdstad. Zo verscheen kortgeleden Onze lieve stad van Jan Uriot. Natuurlijk ging oost-online.nl alvast met hem koffiedrinken en las het boek.
Anne-Mariken Raukema
Jan Uriot is in het dagelijks leven journalist show business voor de Telegraaf en columnist voor de Privé. Bij Bruna, in het non-fictiefonds Lev, verscheen deze verzameling van achttien interviews, de helft is voorzien van een kadertekst getiteld ‘Nauwkeuriger’. ‘Dat is bedoeld om de interviews context te bieden’, aldus Uriot. ‘Immers, niet alle jonge lezers weten wat de Stille omgang is, de Provobeweging en heeft geen actieve herinnering aan de krakersrellen.’
Coïncidenties
Onze lieve stad lijkt als een snoer van toevalligheden tot stand te zijn gekomen. Uriot: ‘In 2009 verscheen mijn biografie over Wim Sonneveld, die dat jaar 35 jaar geleden overleden was. Ik kreeg goed contact met zijn twee broers en nichtje. Zij gaf me veel ongepubliceerde foto’s en brieven.’ Verleden jaar benaderde de uitgever hem met de vraag weer een boek over Sonneveld samen te stellen – er waren immers vijftig jaar voorbij. ‘Maar ik zag wel in dat eigenlijk alles over Sonneveld was gezegd en geschreven. Dit had geen zin. Een paar maanden later kwam de publiciteit rond Amsterdam 750 op gang en dat bracht me op een idee.’
Uriot maakte een lijst met twintig namen van Amsterdammers die hij wilde interviewen voor zijn boek, wat bedoeld is als ‘een reis door 750 jaar Amsterdam met bekende en minder bekende Amsterdammers’. ‘Maar het resultaat was een serie losse interviews, zonder verband. ‘De uitgever wilde dat ik het boek persoonlijker maakte; daarom ben ik begonnen met mijn geboorte in het Anna Paviljoen van het OLVG in Oost en heb halverwege mijn woongeschiedenis in Amsterdam verwerkt.’
Uiteindelijk zijn achttien gesprekken in het boek terechtgekomen. Twee mensen wilden of konden niet, een van hen was Taco Dibbets, directeur van het Rijksmuseum. ‘De hakken van het directiesecretariaat leken in het zand gezet te worden. En ik ben niet het type journalist dat voor de dienstauto gaat staan posten.’
Uriot meende dat Rembrandt niet kon ontbreken in het boek, dus toog hij vervolgens naar Museum het Rembrandthuis, waar directeur Milou Halbertsma hem hartelijk ontving en hem meteen strikte om de boekpresentatie in het museum te laten plaatsvinden. Ook introduceerde ze hem bij een andere interessante Amsterdammer: Rudie Cortissos, wiens verre voorouders de buren van de meesterschilder waren geweest. Cortissos, van de Portugees Joods gemeente, had kort daarvoor het Holocaustmuseum geopend. Om daar te komen, passeerde Jan Uriot de Hortus en ging dus ook met directeur Carlien Blok in gesprek. Het interview met haar is getiteld ‘De boom die alles zag’. Even dacht ik dat het over de Bijlmerramp zou gaan. Nee, het is de oudste boom van de Hortus. Via Cortissos raakte Uriot gelieerd aan Jacques Grishaver van het Nationaal Holocaust Monument en kwam via hem in contact met Job Cohen. ‘Hij bood spontaan aan het voorwoord te schrijven, ik wist niet wat ik hoorde’, aldus Uriot. Cohen schrijft ervan overtuigd te zijn dat ‘óók Amsterdammers die de stad heel goed kennen, in dit boek zaken aantreffen die zij niet kenden.’ Dat waag ik te betwijfelen…
Uriot zegt ontroerd te zijn door alle deuren die voor hem opengingen en alle medewerking die hij van zoveel mensen kreeg.
Centrum
Dat alle gesprekken over het stadscentrum gaan, is toeval, zo zegt Uriot. ‘Maar het voordeel is dan ook wel weer dat je alle locaties in een dag kunt belopen, er komt een kaartje in het boek.’ Judith de Leeuw, in 1995 geboren in Osdorp, maakte de grote muurschildering aan het Kleine-Gartmanplantsoen: centrum.
Het eerste interview is met Harmen Snel, sinds kort gepensioneerd archivaris van het Stadsarchief (en tv-persoonlijkheid, bekend van Verborgen verleden): centrum. Snel springt van voor 1275 tot na 1900.
De grachtengordel, de invloed van migranten en de zeventiende eeuw komen verder aan bod. Uriot gaat in gesprek met overwegend bekende historici, ondernemers, kunstenaars en anderen. Cees Holtkamp, Ajax, ( de Jordaan en Benno Leeser van Gassan. En Ramses Shaffy, over wie zijn vriend Frans Mulder zegt dat ‘alle grote filmsterren een biseksuele uitstraling hebben’.
Geen bronvermelding
Ik vraag Uriot waarom hij bij Heineken niet heeft verwezen naar de biografie die Annejet van der Zijl schreef over Gerard Heineken. Al lezende meen ik me namelijk details uit dit boek te herinneren. Het is een bewuste keuze geen bronnen te vermelden. ‘Bij Annie M.G. Schmidt zou dat een enorm probleem zijn geweest. Ik kan echt niet meer achterhalen wat ik waar over haar heb gehoord of gelezen.’
Hoerenkoekje of nonnenscheetje?
Voor de boekpresentatie bedacht de uitgever dat het aardig zou zijn om de gasten te verrassen met een goody bag. Daarin natuurlijk het boek, naar wat zou het aardig zijn als daar ook nog wat Amsterdamse lekkernijen in zouden zitten. Dus werd Uriot op pad gestuurd, naar Cees Holtkamp, want die Eberhartjes, zijn uitvinding, dat waren lekkere koekjes. Maar de dochter en schoonzoon van de patissier maken ze niet meer zelf, dat is ondergebracht in een stichting. Holtkamp had een alternatief: hoerenkoekjes of nonnenscheetjes, naar een recept uit 1680. Uriot koos voor de eerste. Oos Kesbeke kon niet achterblijven en doneert potjes Amsterdamse uitjes.
De cover
Nog een dingetje: het omslag. Verleden jaar kocht en las ik het boek De stad Amsterdam, van toen tot nu van Marcel van Engelen. Jan Uriot kent het niet.
De gelijkenis met de cover van Van Engelens boek is groot. De stad toont twee moderne gebouwen (de Shelltoren en de Pontsteiger) achter twee trapgevelpandjes in hardlichtblauw, zalmroze en rood. De ontwerper is Bart van den Tooren.
De cover van Onze lieve stad is ontworpen door Remko Heemskerk, een straat in Amsterdam-centrum, in hard-lichtblauw, zalmroze en rood. Voer voor specialisten. Heemskerk tekende ook voor de zeven zwart-wit tekeningen in het binnenwerk, in dezelfde stijl.
Jan Uriot, Onze lieve stad. Amsterdam door de ogen van… A.W. Bruna