De Veeteeltstraat, zondagmiddag 8 februari 1939. De meeste Betondorpers zitten binnen. Als je goed luistert, hoor je een flinke ruzie in het huis van tramconducteur G. ‘Rotwijf! Je wil nooit mee!’ G staat in de deuropening. Zijn vrouw H (zijn derde al!) staat aan de andere kant van de kamer. ‘Je familie is verschrikkelijk. Je gaat maar alleen naar die verjaardag!’ kijft ze.
Oost-thriller | Melissa Plomp | Illustratie Ruud Meijer | Dwars
Tramconducteur G, 52 jaar, werd vastgezet op bureau Linneausstraat voor de dood van zijn 50-jarige vrouw H. De pantoffel werd in beslag genomen. G werd veroordeeld tot zeven weken cel. Zijn vrouw bleek een abnormaal dunne schedel te hebben. Door de klap van de pantoffel werd een gedeelte van haar slaapbeen ingeslagen dat in haar hersens drong met een hersenbloeding tot gevolg. In deze ‘waargebeurde thriller’ baseer ik me zo veel mogelijk op de feiten zoals ze des tijds in de kranten verschenen. Bronnen: Utrechts Volksblad, 8-2- 1939 en Twentsch Dagblad Turbantia, 17-3-1939
G hertrouwde anderhalf jaar eerder. Vooral om zijn oude moedertje wat gezelschap te geven. Tweevoudig weduwe H leek een goede keuze. Maar helaas, moeder lag al snel onder de groene zoden en zijn vrouw vertrok. De tramconducteur staat bekend als een driftige man. Zijn vrouw heeft ook geen makkelijk humeur. Toen G een paar maanden geleden een woning in Betondorp aangeboden kreeg, besloten ze het nog een keer samen te proberen. Bij hun vrienden en hun nieuwe buren is het echter een publiek geheim dat dit huwelijk op ontploffen staat.
G is het gekijf van zijn vrouw zat. Zijn blik blijft rusten op zijn leren pantoffels. Hij bukt zich en trekt een pantoffel van zijn voet. Dreigend zwaait hij er mee naar zijn vrouw. Met haar handen in haar zij lacht ze hem smalend uit. ‘Wat ga je daarmee doen? Pantoffelheld!’ Hij haalt woest uit. De pantoffel suist door de kamer en raakt haar met de hak achter haar oor. ‘Daar!’ roept hij kwaad.
Verbaasd brengt ze haar hand naar haar hoofd en kijkt naar haar vingers. ‘Ik- Ik bloed! Jij vuilak!’ gilt ze. Geschrokken komt hij op haar af. ‘Och, zo had ik het niet bedoeld’. Hij slaat zijn arm om haar heen en helpt haar naar een stoel. Dan gaat hij een theedoek halen en drukt die tegen haar hoofd. Wankel staat H op. ‘Wat ga je doen?’ vraag hij. ‘Ik moet even een frisse neus halen’, mompelt ze. Met de theedoek tegen haar hoofd vertrekt ze naar een vriendin verderop in de straat. ‘Kijk eens wat ’ie me gedaan heeft!’ H haalt de theedoek weg. Haar vriendin bekijkt de schade. ‘Gelukkig is het maar een klein plekkie. Wat een rotzak! Heeft ’ie je geslagen?’ ‘Nee, zijn pantoffel naar m’n kop gesmeten’. Samen kunnen ze er wel een beetje om lachen.
Als H hun woninkje weer binnen komt ziet ze bleek. ‘Gaat het?’ vraagt haar man. Ze schudt haar hoofd. Dan zakt ze door haar knieën. Voorzichtig helpt hij haar naar de slaapkamer. Hij legt haar op bed en trekt de gordijnen dicht. ‘Ga maar even liggen. Ik bel de dokter.’
De dokter staat bij de deur van de woning aan de Veeteeltstraat. Het is half zes en het is al donker. De ambulance komt aangereden. De buren staan in de deuropeningen. ‘Ik vermoed een zware hersenschudding,’ zegt de dokter tegen de ambulancebroeders. Even later dragen ze de brancard naar buiten. De tramconducteur loopt handenwringend er achteraan. ‘Waar brengen jullie haar heen?’ ‘Het Wilhelmina Gasthuis. Morgenochtend kunt u op bezoek komen.’ Hij pakt de hand van zijn vrouw. ‘Dan neem ik een lekker harinkje voor je mee.’
Twee uur later hangt G de telefoon op de haak. Hij pakt zijn jas. Op de Brink ziet hij een agent. Gelaten stapt hij op de agent af. ‘Ik kom mezelf aangeven.’ De agent kijkt de tramconducteur verbaasd aan. ‘Hoezo?’ ‘Ik heb mijn vrouw vermoord met mijn pantoffel…’