Een nestkast is een prima manier om vogels in de stad te helpen aan geschikte nestgelegenheid. Maar wat gebeurt er eigenlijk IN zo’n nestkast? Redacteur Goos van der Sijde plaatste een nestcamera in een mezenkast. Hij verbaasde zich vervolgens over de ongelofelijke hoeveelheid tijd en energie die vogels steken in het grootbrengen van hun kroost.

Goos van der Sijde

Begin maart begint het verhaal. De camera registreert eerst één pimpelmees (wij denken het vrouwtje – ze zijn lastig uit elkaar te houden) dat met een strootje in de bek voor de nestkastopening een andere pimpelmees naar binnen weet te lokken. Blijkbaar bevalt de nestkast, want al snel beginnen ze met het verzamelen van gras, mos, strootjes, veertjes en haren. Het mannetje voert af en toe het vrouwtje, en in de struik voor de kast fladderen ze regelmatig met de vleugels, een liefdesbetuiging die bij vogels balts wordt genoemd. Begin april begin het echt wat te worden met het nest. Eén pimpelmees brengt geurig groen naar binnen, en de tweede komt de dag erop met een veertje thuis. Volgens de literatuur doet het mannetje dat als een soort sierobject, een cadeautje.

Rond Pasen de eerste eitjes

Op 7 april is de bodem van de nestkast niet meer te zien. Wie weet eitjes met Pasen? De eerste eitjes zien we pas op 17 april: het zijn er al meteen zes. Dat betekent dat het eerste ei vlak na Pasen – op 11 april – gelegd moet zijn. Vogels leggen hun eieren niet allemaal ineens. Dat zou vanwege de productie en ook het gewicht ondoenlijk zijn. Het pimpelmeesvrouwtje houdt de gelegde eieren wel een beetje warm en dekt ze af met veertjes, maar van broeden is nog geen sprake. Daar begint ze pas mee als alle eieren zijn gelegd. Dat is wel zo handig, omdat de eieren dan ongeveer gelijk uitkomen. Via haar lichaamswarmte brengt ze de temperatuur van de eieren dan op 40 ºC, zodat de celdelingen in het embryo op gang komen.

Op 22 april zien we dat mannetje pimpelmees het vrouwtje voert op het nest. Een goed teken, want dat betekent dat het vrouwtje er niet alleen voor staat en nog steeds een koppel vormt met een mannetje. Er zijn zeker negen eitjes, dus waarschijnlijk is ze klaar met leggen en kan het broeden nu continu doorgaan.

Hoe groeit een ei?

De eierstokken produceren een eicel met dooier die bij een paring bovenin de eileider door een mannelijke zaadcel wordt bevrucht. Elke eicel moet apart bevrucht worden. Tijdens de gang door de eileider zorgen klieren ervoor dat de verschillende lagen van het ei stuk voor stuk worden aangelegd. Er komen allereerst lagen eiwit om het embryo en de eidooier. Eiwit is een bouwsteen voor het opgroeiende embryo, maar het fungeert in het begin vooral als schokbreker voor de nog kleine en tere kiem. Vooral de combinatie van een laag vloeibaar eiwit aan de buitenzijde en steviger taaier eiwit daaronder werkt prima als een soort stootkussen. Het eiwit bestaat voor 90% uit water, en 10% uit eiwitmoleculen, dus het witte eiwit van ons eitje is eigenlijk door eiwit gebonden water.

Het maken van de beschermende, kalkrijke eischaal is de grootste klus bij het produceren van een ei. Het hele proces wordt door hormonen gestuurd. De schaal bestaat voor ongeveer 95% uit kalk. Als een vogel bezig is met de leg lukt het niet om voldoende kalk via het voedsel binnen te krijgen. Hormonen zorgen er dan voor dat er ook kalk vrijkomt uit het beendergestel. Voor een gezonde vogel is dat geen probleem. Logisch dus dat bij het uitkomen van de eieren de schalen door het vrouwtje weer worden opgegeten om haar kalk aan te vullen.

Een compleet ei komt na circa 24 uur via de cloaca naar buiten. De cloaca is de lichaamsopening van vogels waar darm, urineleiders, en eileider in samenkomen. Kleine vogels als de pimpelmees leggen één ei per dag.

Het begin van het nest
In totaal zijn er 9 eitjes gelegd
Broedend vrouwtje
Op 5 mei komt het eerste eitje uit
Rupsje in bekje stoppen
Poepzakje oppikken
Lokkende bekkies: ‘Daar moet wat in’
Bevr’ei’dingsdag

Op 5 mei zien we via de camera dat het eerste ei is uitgekomen! Een heel klein rood schepseltje steekt mooi af tegen de witte eieren die nog niet uitgekomen zijn. Maar wat een klein mormel. Het kuikentje doet zijn bekkie open om te bedelen om voedsel. Dus dat ziet er goed uit. Het vrouwtje eet de schaal van het uitgekomen ei op. En dan gaat het ineens snel. Nog vier eieren komen diezelfde dag uit en op 7 mei in de ochtend zijn alle kuikens uit het ei gekropen. Beide ouders zijn volop bezig met aanslepen van kleine rupsjes voor de nog superkleine kuikens. Maar daar zit wel leven in. Ze laten duidelijk merken waar de rupsjes in moeten: in hun opengesperde bekjes. De witte randen van hun bekjes zijn een onweerstaanbaar signaal voor de oudervogels: ‘Daar moet wat in!’ Met zijn allen houden ze het nest ook proper. Want nadat een kuiken een rupsje heeft gegeten, presenteert het zijn achterwerk en poept daar een wit ‘luiertje’ (een wit vliesje met daarin de poep) uit dat de oudervogel meeneemt het nest uit.

‘Luiertje’ mee naar buiten nemen

Hoe de ouders ervoor zorgen dat het voer enigszins ‘eerlijk’ wordt verdeeld, is een raadsel. Sommige kuikens zijn duidelijk groter en hebben een voorsprong. Ook het visuele signaal van de open bek is natuurlijk krachtiger dan dat van de kleinsten. Het hebben van een grote bek is handig in dit opzicht. Maar hoe het ook zij, ze blijven alle in leven, we zien ze dag na dag groeien en ze krijgen een verenpak. Een paar dagen voordat ze uitvliegen, fladderen de grootsten al driftig met hun vleugels. De onrust in het nest – dat steeds voller wordt – neemt zienderogen toe. Ze maken meer kabaal en zetten hun behoefte aan voedsel kracht bij met een luid gepiep.

Uitvliegen

Op 23 mei in de ochtend begint het uitvliegen en we maken meteen een klein drama mee. De kuikens vliegen nog heel onbeholpen en fladderen als een soort metalen opwindvogel omhoog de bomen is. Ze zijn een makkelijke prooi voor gaaien, eksters en kraaien. Een gaai pakte zo een net uitgevlogen jong. De ouders pimpelmees proberen met duikvluchten de gaai nog aan te vallen, maar het jong krijgen ze er niet mee terug.

De ouders voeren hun jongen nog twee tot drie weken, daarna moeten ze het helemaal zelf zien te rooien. Het is bekend dat uiteindelijk slechts 40% van de uitgevlogen jongen volwassen wordt.

Geen idee hoe het ‘onze’ pimpelmezen verder vergaat. Ze zwerven nu ergens rond in Oost. Via de nestcamera hebben we in elk geval een inkijkje gekregen in een cruciale fase van het leven van een pimpelmees. Het grootbrengen van het nageslacht is voor zo’n kleine vogel toch een heel project.

Het is nu stil rondom het nest. En wij zitten met een legenestsyndroom.