Interview met Jan-Bert Vroege (D66), lid van het dagelijks bestuur van ons stadsdeel en al sinds de jaren negentig woonachtig in Oost.
Evelien Polter | Foto Frank Schoevaart
U woont sinds de negentiger jaren in Amsterdam. Wat maakt dat u zich hier prettig voelt?
‘Amsterdam staat voor mij voor vrijheid. Ik was negentien, woonde in de provincie, randje Biblebelt, toen ik ontdekte dat ik op mannen viel. Ik wilde mede daarom graag in Amsterdam studeren. Wat me aantrok was de vrijheid van de anonieme stad. Als je op zoek bent naar wie je zelf bent en dingen kunt doen die de buurvrouw niet weet, is dat heel fijn. In die jaren was het eerste Paarse kabinet aan de macht, Ajax was de beste van de wereld, de beurzen gingen omhoog en er waren clubs als IT en de Roxy. In die wereld beleefde ik mijn coming of age jaren. Het gevoel heerste dat het nooit meer slechter zou worden, alleen maar beter.’
Waarom bent u een politicus van D66?
‘Ik kom uit een politiek nest, mijn vader en grootvader waren beide actief in de VVD. In 2001 vonden op 11 september de aanslagen op de Twin Towers plaats, er waren spanningen in de landelijke politiek en ik kreeg het gevoel dat niks deugde. In 2002 vond ik dat ik kleur moest bekennen. Ik ben toen de verkiezingsprogramma’s van de grote partijen in Amsterdam gaan lezen en tot mijn verbazing sprak het programma van D66 me het meeste aan. In 2002 ben ik lid geworden. Wat ik goed vond was dat ze ruimte willen geven aan het individu. Van Mierlo was in die negentiger jaren een charismatisch figuur die het eerste Paarse kabinet, zonder de christelijke partijen, mogelijk maakte. Els Borst, die ik een bijzondere vrouw vond, werd toen de eerste vrouwelijke vicepremier voor D66.’
U was D66-raadslid in de gemeenteraad en eerder stadsdeelraadslid in Oost. Hoe ervaart u de overgang van raadslid naar stadsdeelbestuurder?
‘Als raadslid zet je je in voor de gehele stad en ben je pas aan de beurt aan het einde van het traject. Als stadsdeelbestuurder kom ik eerder in beeld en kan ik veel directer meebeslissen. Nu richt ik mij specifiek op Oost, waar ik sinds de jaren negentig leef en woon. Als D66-raadslid in de gemeenteraad van Amsterdam werkte ik daarnaast als projectmanager bij energie- en waterbedrijven. Veel wat ik daar meemaakte, herken ik in mijn huidige werk. Bijvoorbeeld dat de systeemwereld en de echte wereld vaak wringen. Als overheid bedenken we regels en vervolgens gaan we die regels streng volgen, maar die regels passen vaak niet helemaal op de werkelijkheid. Die botsing van de systeemwereld en de echte wereld heb ik altijd leuk gevonden. De hectiek van het besturen in deze crisistijd maakt het wel spannender. Schipper zijn bij hoge golven is, als het lukt, uitdagend.’
Hoe vertaalt u het uitgangspunt van D66, ‘vrijheid voor het individu’, naar uw werk als stadsdeelbestuurder?
‘Zelfontwikkelkavels vind ik een goed voorbeeld van het ruimte geven aan het individu. Niet een projectontwikkelaar, maar mensen zelf de ruimte bieden om op hun eigen grond een eigen woning te ontwikkelen.’
Wat vindt u een belangrijk politiek onderwerp?
‘We moeten de opwarming van de aarde tegengaan. Afgelopen zomer, waarin het zo warm en droog was, heeft de mensen goed op de feiten gedrukt. En iedereen ervan doordrongen dat klimaatverandering geen linkse hobby is. We moeten vaart zetten achter de verduurzaming. Met de energieproblematiek van nu en de gasprijzen die daarbij komen kijken, wordt men hopelijk bewuster en krijgen we mensen in die verduurzaming mee.’
Heeft u als bestuurder invloed op woningbouwverenigingen om hen in versneld tempo te laten werken aan het verduurzamen van slecht geïsoleerde huurwoningen?
‘Ja, en dat doe ik door met verschillende partijen in gesprek te gaan. Ik ben nu vooral uitvoerder van het beleid dat door het college van burgemeester en wethouders wordt bepaald. Via de wethouder en eventueel de minister probeer ik invloed uit te oefenen op het beleid.
Ik heb net een ronde kennismakingsgesprekken met alle woningbouwverenigingen gehad. Ik stelde hen de vraag wat zij meer gaan doen om hun woningen beter te isoleren. Naast dat we moeten kijken hoe woningcorporaties kunnen verduurzamen, moeten we ook kijken hoe we particuliere woningeigenaren kunnen helpen met het omlaag brengen van hun energiekosten.’
Welke plannen heeft het bestuur om de woningnood te helpen verlichten?
‘Op de planning staat dat we tot 2040 25.000 extra woningen realiseren. Dit doen we niet alleen, maar in samenwerking met verschillende partijen. De inflatie van meer dan 12 procent betekent dat de bouwkosten, de kosten van de stenen, vervoer naar de bouwplaats enz., enorm omhoog zijn gegaan. Dat heeft als gevolg dat van nieuw te bouwen woningen de prijs omhoogschiet.’
Hoe wilt u werken aan het betrekken van burgers bij de lokale democratie?
‘Het vertrouwen in de politiek en in het bestuur is momenteel niet goed in dit land, zelfs zorgelijk. Stadsdeelbestuurders kunnen een rol hebben om ervoor te zorgen dat de overheid niet te ver weg is. Ik probeer vooral in woord en daad bij te dragen aan het democratisch proces. Ik beantwoord steeds de vragen van de leden van de stadsdeelcommissie zo snel als mogelijk en ik zorg ervoor dat zij hun werk goed kunnen doen. Verder ben ik aanspreekbaar op straat en beantwoord ik mails binnen afzienbare tijd. Maar mensen serieus nemen betekent niet altijd dat we ze gelijk geven. Nee, is ook een antwoord. Aan het eind van een gesprek kun je tot de conclusie komen dat we het niet eens zijn en dat we elkaar serieus hebben genomen.’
U bent bestuurder met in uw portefeuille o.a. cultuur. Hoe is het om voor kunst, cultuur en monumenten verantwoordelijk te zijn?
‘Kunst en cultuur lijken soms overbodig, maar het is juist ontzettend belangrijk om van samenwonen, samenleven te maken. Het verwondert, inspireert en verbindt. Mijn uitdaging is om kunst en cultuur laagdrempelig te organiseren, zodat het voor iedereen toegankelijk is. Geen elitaire hobby, maar een hobby voor iedereen.
Ik heb er veel meer mee dan ik zelf dacht. Ik ga vaak naar het concertgebouw, laatst was ik bij een voorstelling van het Nationaal Ballet. Maar bij mij gaat het niet veel verder dan ‘dat vind ik mooi, en dat niet’. Op mijn werkkamer heb ik kunst van Factor IJ, het voormalige Centrum Beeldende Kunst Amsterdam. Het leuke is dat mijn bezoekers in het schilderij en het beeldje op mijn werkkamer allemaal weer wat anders inzien. Het is prettig om het daar met bezoekers over te hebben.’
Wat zijn uw toekomstplannen?
‘Bestuurder worden van Oost wilde ik heel graag. Nu ik die kans kreeg, maakte ik een vreugdesprongetje. Het is zwaar qua tijdsinvestering, de dagen zijn lang, maar het geeft veel energie. Om in Amsterdam-Oost te werken vind ik heel fijn.’