Een rode draad in leven en werk van kunstenares Nola Hatterman is de grote interesse voor emancipatie van de zwarte mens en haar liefde voor Suriname. Opvallend voor een wit meisje uit de Watergraafsmeer dat geboren werd in 1899.
Anna ten Bruggencate
Tijdens de Open Ateliers in Amsterdam Zuid-Oost in 2019, liep ik het atelier binnen van de Surinaamse kunstenaar Wilgo Elshot. Ik werd getroffen door zijn kleurgebruik en door de bijna sprookjesachtige voorstellingen die Suriname als inspiratiebron hebben. Wilgo vertelde dat hij leerling was geweest van Nola Hatterman, een Amsterdamse vrouw die directeur werd van de eerste kunstacademie in Paramaribo. Hij zei haar naam met trots, waardoor hij mij nieuwsgierig maakte naar deze vrouw. Ik ontdekte dat Nola opgroeide in de Watergraafsmeer, op een steenworp afstand van mijn huis. Nu zijn zowel Wilgo als Nola en nog veel andere leerlingen van haar, exposanten van De Surinaamse School in het Stedelijk Museum.
Meisje uit Watergraafsmeer
Hoe kwam een meisje uit de Watergraafsmeer in Suriname terecht? Nola Henderika Petronella Hatterman (1899-1984) was enig kind in het gezin Hatterman en woonde met haar familie op Middenweg 127. Haar vader was boekhouder bij de Indische handelsfirma Mirandolle, Voûte & Co, een im- en export bedrijf van koloniale handelswaren. Hierdoor toonde Nola al jong interesse in de manier waarop naar de koloniën werd gekeken. Ze vond gekleurde mensen uit de overzeese gebieden mooi en verbaasde zich over de discriminatie van immigranten uit deze koloniën.
Haar maatschappelijke betrokkenheid en rebellie tegen de gevestigde orde schreef ze toe aan die interesse voor het koloniale. Na een paar jaar gymnasium trad Nola de wereld binnen van het theater en begon haar carrière op het podium; ze speelde onder andere in De Jantjes, populair muziektheater. Daarnaast tekende en schilderde ze van kinds af aan graag. Ze volgde teken- en schilderlessen, maar bezocht nooit een kunstacademie. Via haar docent, de kunstenaar Charles Haak, kwam ze in contact met Surinamers die als model wat probeerden bij te verdienen. Nola sloot zich vanaf 1919 aan bij kunstenaarsverenigingen en exposeerde regelmatig. Het acteren liet Hatterman in 1925 definitief achter zich.
Surinaamse vrijheidsstrijd
Ondertussen had Nola een relatie gekregen met de Joodse regisseur Maup de Vries. In 1931 trouwde het stel. Als gevolg van de ontwikkelingen in Duitsland sloten ze zich aan bij activiteiten van kunstenaars die het regime van Hitler bekritiseerden. Zo exposeerde Hatterman al in 1936 tekeningen tijdens De Olympiade Onder Dictatuur (D.O.O.D.) een tentoonstelling bedoeld als protest tegen de manier waarop de Nazi’s vrije kunst beperkten. Het huwelijk strandde want Nola werd verliefd op beeldend kunstenaar Arie Jansma, communist en actief in het verzet tegen fascisme en nazi-Duitsland. Waarschijnlijk via Jansma leerde Nola de Bond van Surinaamse Arbeiders kennen; deze groep was eveneens antifascistisch en actief in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook kreeg ze contact met antikolonialisten zoals Anton de Kom.
Bijzonder is Hattermans vierluik over slavernij en marronage (het verzet ertegen) dat is geïnspireerd op het boek Wij slaven van Suriname (1934) van Anton de Kom. Als nazaat van slaafgemaakten beschrijft De Kom hierin voor het eerst de Surinaamse geschiedenis vanuit een antikoloniaal gezichtspunt. Begin jaren 50 kwam een andere jonge groep Surinamers naar Nederland om er te studeren. Ze richtten de culturele organisatie Wie Eegie Sani (WES, Ons Eigen Ding) op. Nola’s woning werd een belangrijke ontmoetingsplaats voor de leden van de WES en van de Vereniging Ons Suriname (VOS). De leden van de WES zijn door haar geportretteerd in het werk Na fesie/De toekomst (1953, olieverf op doek, 93×121 cm; particulier bezit)
Zwarte modellen
Hatterman’s werk werd al vroeg verzameld door het Stedelijk Museum; opmerkelijk, zowel vanwege haar onderwerpen als om het feit dat zij een vrouwelijke kunstenaar was. In de vaste collectie van het Stedelijk bevindt zich haar bekendste schilderij Op het terras (1930), geschilderd in de stijl van de toen populaire Nieuwe Zakelijkheid. Het is een portret van Lou Drenthe die als trompettist en als kelner de kost verdiende. Hij wordt geportretteerd als een chique man met een zelfbewuste uitstraling. Kunstenaars van naam maakten in die tijd graag gebruik van Indo-Europese en Afro-Surinaamse modellen. Daarin was Nola Hatterman niet uniek. Maar zij koos niet voor het exotische zoals de anderen; met haar keuze voor Surinaamse modellen bekritiseerde ze de ‘witte’ opvattingen over schoonheid en rebelleerde tegen het koloniale gedachtengoed van haar jeugd. De schildersmodellen werden vaak vrienden en Nola bood hen regelmatig onderdak.
Naar Suriname
Nola Hatterman kon zich niet vinden in de naoorlogse abstracte kunststromingen en bleef haar realistische manier van schilderen trouw. Behalve met haar portretten van zwarte mensen, was ze ook een verdienstelijk schilder van stillevens, zoals Stilleven met appels (1941). Regelmatig exposeerde ze samen met zwarte kunstenaars en ze voelde zich sterk verwant aan hen. Op 54-jarige leeftijd maakte Nora de oversteek naar Suriname waarmee ze tegemoet kwam aan een verlangen dat al jaren sluimerde. Aanvankelijk was ze er niet erg welkom vanwege haar communistische verleden.
Haar eerste expositie bleek voor veel Surinaamse kunstenaars, die vaak vanuit de Europese kunstgeschiedenis werkten, een eyeopener omdat ze de zwarte mens esthetiseerde. Men vroeg haar een tekencursus van het Cultureel Centrum Suriname te leiden. Door Nola’s grote betrokkenheid en enthousiasme om het talent bij haar leerlingen te ontwikkelen, werd dit een groot succes. Hieruit ontstond de School voor Beeldende Kunst en Nola Hatterman werd de directeur. Veel Surinaamse kunstenaars die zich later in Nederland vestigden, startten hier hun opleiding.
Koloniaal of niet?
Nola Hatterman stond op het standpunt dat Suriname een eigen nationale kunst moest ontwikkelen zonder invloeden van westerse kunststromingen. Deze visie leverde haar kritiek op vanuit de jonge onafhankelijkheidsbeweging. Want hoe kon een niet-Surinaamse witte vrouw dat bepalen? Maar Nola voelde zich Surinaams en zwart. Ook in actuele discussies in Nederland over het post-kolonialisme wordt Hatterman bekritiseerd; het verwijt is dat ze zwarte modellen schilderde vanuit een koloniale – een witte en bevoorrechte – blik, Surinaamse beeldend kunstenaars haar visie op kunst opdrong en zelf in het centrum van de belangstelling kwam te staan.
Hattermans doel was volgens eigen zeggen gericht op emancipatie van de zwarte mens (de Surinamer) en zij heeft onmiskenbaar een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de Surinaamse kunst. Ook zag ze in de onderdrukking van mensen van kleur overeenkomsten met de ondergeschikte positie van de vrouw. In Suriname wordt Nola Hatterman nog steeds als Surinaamse kunstenaar beschouwd, ze stond er aan de wieg van een generatie Surinaams-Nederlandse kunstenaars. Een aantal van haar oud-studenten richtten na haar dood in Paramaribo het Nola Hatterman Instituut voor kunstonderwijs op. In 1984 verongelukte Nola tijdens een autorit. Zoals ze hoopte is ze op traditioneel Surinaamse wijze begraven in Paramaribo.