Home Overzicht Verhalen uit de Plantage | Intussen op de tramhalte

Verhalen uit de Plantage | Intussen op de tramhalte

0
| Verhalen uit de Plantage | Dick Pol |

Ik wandel graag. Je kunt nog eens een praatje maken onderweg of stilstaan bij een familie zwanen in de gracht. Eén van mijn favoriete tochtjes gaat van de Plantage naar de Albert Cuyp, Kerkstraat, Magere Brug, Prinsengracht, Utrechtse Straat. Probleem is dat ik met het stijgen der jaren gaandeweg aanloop tegen conditionele en mechanische problemen. Vervelend, maar er valt mee te leven. Daarom neem ik tegenwoordig voor de terugweg de tram.

Op de markt schijnt de zon en er is een André Hazes herdenking aan de gang. De opkomst valt tegen, de muziek niet.

De meloenen staan buiten uitgestald. Voor peterselie, koriander, om af te rekenen moet ik naar binnen. Achter de toonbank drentelt een vrolijk ogende knaap. Verderop in de slagerij/groentewinkel staat een oude man met een witte ringbaard in traditionele kaftan. Hij is bezig een geit uit te benen. Ik vraag: is deze meloen rijp? Er volgt een kort gesprek tussen de twee in het Marokkaans. Lachend antwoordt de jongeman: ‘Hij zegt dat je hem vanavond goed kan eten.’ Wanneer ik wegloop, roept de oude met een Duitse tongval: ‘Dag loike joengen’. Lang geleden dat iemand dit tegen mij heeft gezegd.

Als ik, na de geslaagde boodschappen expeditie, Ferdinand Bol, aangekomen aan de Weteringschans wacht op de tram bevind ik mij, opeens, pats! boem!, binnen luttele seconden midden in een aflevering van een Amerikaanse politie-serie. Een jongeman in sportkleding schiet vlak langs mij heen en stort zich dwars door het verkeer naar de overkant, de Vijzelstraat in. Twee eveneens jonge agenten, in wit overhemd met korte mouwen en donkerblauwe epauletten, sprinten achter hem aan. De één neemt een duidelijke voorsprong op de ander die iets corpulenter is en minder soepel beweegt.

Van drie kanten komen politie-auto’s aangestormd met zwaailichten. Deze racen met piepende banden de hoek om. Een motor-agent snijdt in volle vaart af over het trottoir, rakelings langs het terras van café Mulder. In de Vijzelstraat loeien in de verte onzichtbare sirenes. Ik vind het, alles bij elkaar, nogal overdreven. Ik vraag mij af wat de vluchtende man heeft misdaan. Vreemd genoeg probeer ik meteen, in mijn hoofd, de kosten te berekenen van deze operatie: uurloon, materiaal. Er zijn heel wat politiemensen bij betrokken. Twee vrouwen, naast mij, schudden met zorgelijke blik het hoofd. Een jongen die een paar meter verder op de halte schijnbaar verdiept is in zijn i-pod-muziek grijnst. Hij zet zijn koptelefoon af en zegt: ‘Ze hebben hem te pakken.’ De zon blijft schijnen, de sirenes vallen stil. De tram is er nog niet.