Home Overzicht Verhalen uit de Plantage | ‘So it goes’ 

Verhalen uit de Plantage | ‘So it goes’ 

0
| Verhalen uit de Plantage | Dick Pol |

In de loop van de tijd wordt een mens een stapel herinneringen. Some good, some bad. ‘So it goes’ (Kurt Vonnegut). Gaat vanzelf. Je hebt het niet voor het kiezen. Sommige beelden blijven hangen, komen af en toe terug. De rest is geschiedenis.

Eind jaren zestig. Ik zit op het Rembrandtplein met de jonge ambitieuze acteur P. en het aantrekkelijke fotomodel M. Het was de grote ambitie van P. om ooit een keer Othello te mogen spelen voor een groot publiek. Ieder zijn ding. Het is er niet van gekomen. Hij zou landelijke bekendheid verwerven met een reclame-campagne op de televisie. M. is later gearresteerd aan de Oost-Duitse grens. In verband met mensensmokkel en paspoortfraude. Beiden zijn niet meer onder ons. ‘So it goes’.

Je had toen midden op het plein een soort heuvel. Hierop had men een plantsoentje aangelegd. Dit was met de straat verbonden door een vrij brede slingerende trap. In de schaduw van het beeld van Rembrandt dat in die tijd de andere kant op keek.

We zitten boven aan de trap. De stemming is opperbest. Niet in de laatste plaats vanwege genoten middelen. Het is stralend weer. Dat is ook zoiets. In een mooie herinnering schijnt de zon uitbundig. P. vertelt. Hij kon dat goed, hij was bijzonder grappig. Over zijn confrontatie met een Amsterdamse parkeerwachter. Deze stond met een collega te juichen bij het uitschrijven van een vette bekeuring.

De langslopende P. gaf commentaar en werd gemaand om ‘door te lopen!’. M. en ik moeten hier vreselijk om lachen. M. heeft het niet meer. Tussen haar prachtige lange benen vandaan, onder haar ultrakorte rokje, loopt, als in een vertraagde film, een dun straaltje over de treden naar beneden. Ze vlucht naar de overkant, naar café Monico. Om op het toilet haar slipje te verwisselen. M. had standaard een paar reserve-exmplaren paraat, in haar tas. Omdat dit probleem zich vaker aandiende.

Eind jaren Zeventig. J. en ik rijden over de Prinsengracht in zijn Amerikaanse bak. Prachtig weer natuurlijk. J. zit zelden om een praatje verlegen. Met hem hoef je niet veel bij te dragen aan de conversatie. Hij heeft een mooi verhaal. Intussen is het druk in het verkeer. We komen vast te zitten in de krappe Utrechtsestraat. Midden op de trambaan. We kunnen geen kant uit. Lijn vier komt luid bellend aangereden en stopt pesterig, met een ruk, pal voor onze auto. J. kijkt schuin omhoog. Hij roept boos, in zichzelf: oelewapper! De conducteur stapt uit de tram, loopt op J. af. De man zegt lachend: ‘ik ben geen oelewapper!’. Kan dus kennelijk liplezen.

De humor ligt op straat. So it goes.