| Verhalen uit de Plantage | Dick Pol |
Op 1 april, in de voormiddag, zit ik met koffie aan de toog van mijn favoriete café Eik en Linde. H., één van de vaste klanten, wendt zich tot M., de barkeeper van dienst en deelt mee dat de oudere heer met wie hij zit te schaken een rondje wil geven voor de zaak (het was niet druk). M. vraagt, enigszins tot mijn verbazing, achterdochtig naar de reden van dit gulle gebaar (ik was mij niet bewust van de datum). H. antwoordt dat de oude op het punt staat om vader te worden. M. zegt daarop gedecideerd dat er op 1 april geen rondjes voor de zaak worden verstrekt. Zij loopt al decennia mee in het vak en kent het klappen van de zweep.
Op dat moment wordt de mislukte poets me duidelijk en mij bekruipt een licht gevoel van onbehagen. Ik heb namelijk een moeizame relatie met humor, grappen en grappenmakers. Waar veel mensen moeten lachen, zie ik daar meestal geen aanleiding toe. Ik heb weinig op met cabaret en met cabaretiers. De behoefte van mensen om met zijn allen in een theater te gaan zitten schateren is mij immer een mysterie gebleven. Andersom lach ik vaak als enige om absurdistische of tragikomische situaties (bijvoorbeeld als een grap mislukt) en regelmatig in stilte om mijn eigen pogingen tot humor (die bovendien door onbegrip soms tot een conflict leiden).
Zo kom ik bij tante Bep en de papegaai, een voorval in dezelfde kroeg in een grijs verleden. Toen mijn goede vriend P., de echtgenoot van M., samen met K. het café Eik en Linde overnam (begin jaren tachtig, voor beiden een drastische carrière switch), hoorde tante Bep bij de inventaris. De oude dame maakte de zaak schoon tot ieders tevredenheid. Tot het huisraad behoorde tevens een speelgoedpapegaai die op een stokje boven de bar hing. In dit ding zat een cassettebandje dat je kon inspreken met je eigen teksten.
Het apparaat (stond nooit aan) reageerde op onverwachte geluidsimpulsen – bijvoorbeeld wanneer iemand in zijn handen klapt – en speelde dan zijn boodschap af. Zoals ik reeds aangaf hebben sommige mensen last van humor en één van de barkeepers besloot tante Bep in het ootje te nemen. Nadat de bejaarde dame in alle vroegte op de fiets ter plekke was gearriveerd en met haar werkzaamheden was begonnen hoorde zij opeens ‘goedenmorgen tante Bep’ met een raar stemmetje. De vrouw dacht dat P. zich had verstopt in een kast of in de keuken. Zij begon te zoeken, maakte hierbij de nodige geluiden en de ochtendbegroeting keerde nog een paar keer terug. Woedend verliet tante Bep even later het pand met vliegende vaandels. P. heeft hemel en aarde moeten bewegen om de oude vrouw terug te laten keren op haar boze schreden en om haar het schoonmaakwerk te laten hervatten.