Het wordt een onderhoudende tocht met wijkagent Monique de Boer. Fietsen doet ze graag en dat komt mooi uit in haar buurtregiegebied. Dat bestaat uit Betondorp, Park de Meer, de sportvelden erom heen en de Nieuwe Oosterbegraafplaats tot aan de Kruislaan, het NS spoorterrein en de Weespertrekvaart.
Carolien Gevers | Foto Frank Schoevaart
Behalve op de fiets tref je Monique (58) ook elke woensdagmiddag bij het Veiligheidssteunpunt aan Tuinbouwstraat 26b. Iedereen met een vraag kan bij haar terecht. Zo ook Dwars. In haar uitnodigend ingerichte kantoorruimte met zithoekje en thee, achter een wand met vrolijke collages, laat Monique zich kennen als een energieke, goed luisterende vrouw die hartelijk kan lachen. ‘Ik vier volgend jaar mijn veertigjarig jubileum bij de politie en heb het nog altijd naar mijn zin.’ Dagelijks fietst ze vanuit haar huis in Slotervaart, waar ze met haar (oud politie) man woont, naar Oost. ‘Dus ik hoef ook niet meer naar de sportschool, lacht ze. Ik werkte jarenlang bij bureaus in het centrum en nu alweer dertien jaar bij het basisteam Oost als wijkagent voor deze regio. Ik houd zo van deze buurt! Betondorp voelt namelijk ook als een dorp, met meer dan gemiddeld allerlei buurtactiviteiten, meestal op de Brink. Vorige week nog de taartbakwedstrijd met in de jury zelfs Cees Holtkamp. Of concertjes en allerhande sport- en spelactiviteiten. Dat werkt verbindend. Al wordt er, net als in echte dorpen, ook veel geroddeld.’
Hot spots
Samen fietsen we naar buitengrens Onderlangs en stoppen bij het plantsoentje ter hoogte van de Rozenburglaan. Monique: ‘Ik kreeg meldingen van een man die uit de bosjes zou zijn gelopen en het vermoeden dat er weer slapers lagen. Veel mensen zijn bang geworden sinds het drama van de moord op Lisa. Dat snap ik goed maar wij merken nu ook dat het soms doorschiet en iedereen overal gevaar ziet. Nog altijd zijn de meeste slapers stumpers en geen criminelen.’ Echte hotspots zijn hier eigenlijk niet. Natuurlijk snap ik dat ouders hun pubers niet graag in het donker bij plantsoentjes zien fietsen, maar hier is eigenlijk overal licht.’ We verlaten het pad en waden ons door het groen naar de beboste plekken. We vinden enkel wat vergane keukenapparaten en een paar kapotte buizen. Monique: ‘Misschien dat hier kleine koperdieven rondstruinden. Maar slapers niet, zo te zien. Tegenwoordig gedoogt Femke Halsema ze, mits ze geen overlast bezorgen. Ik zal de handhavers vragen het afval te verwijderen. Dat oogt beter en schrikt slapers af.’
Ik wil hier weg
Verderop bellen we aan bij een huisje met een kapot raam. Een slecht uitziende, oude, strompelende man opent de deur en lijkt blij met Moniques komst. Zijn ‘huiskamer’ blijkt een bijna ondoordringbare opslagplek van boeken en CD’s . De grond is bezaaid met troep en vieze etensborden. Het stinkt. De man zakt neer op een bankje. Monique: ‘Ik hoorde dat het laatst rookte door een pannetje op het vuur. Ik maak me zorgen om je.’ ‘Ik wil hier weg, maar er is nergens plek in een bejaardenhuis en mijn rollator is stuk.’ Monique, goed op de hoogte, belooft meteen zijn begeleider van HVO Querido te bellen en stelt voor via de huisarts de aanvraag te bespoedigen. ‘Maar die rollator dat kan niet, Dennis koopt zo een betere in de Kringloop. Dat regel ik met hem en thuiszorg komt nog steeds?’ De man knikt. Hij klaart op als Monique tot besluit met aandacht zijn interessante boeken en oude CD’s bekijkt. Daarna, op onze fiets: ‘Deze bewoner staat open voor hulp en dat is dankbaar. Nu gaan we naar een alcoholist bij wie dat vast anders uitpakt.’
Zit je weer te sjansen!
Op straat is Monique druk met passanten die haar begroeten of iets vragen. Bij het volgende huis lijkt niemand thuis. ‘Die slaapt, wedden?’ Na hard geklop wordt eindelijk open gedaan. Een verwaarloosde vijftiger bralt half verstaanbaar ‘Wat moet je?’ en daarna met een bedwelmde charme: ‘Wie is dat schatje?’ We komen binnen in een uitdragerij van bierglazen en blikjes. Dwars moet naast hem op de bank zitten. Monique: ‘Hoe gaat het? Ik hoorde dat je nauwelijks meer buiten komt.’ ‘Niet goed.’ ‘Wie doet je boodschappen of drink je alleen maar?’ Geen ontkenning. Er zouden een paar ex-vriendinnen zijn. Ondertussen een flirterige blik richting Dwars. ‘Jij mooie vrouw, heb jij een man?’ Monique: ‘Zit jij nu, met al je vriendinnen, zelfs met háár te sjansen? Maar eerlijk ….., ik zie dat je niet gelukkig bent en dat komt denk ik door al dat bier. Ik kan zo hulp voor je regelen bij de Jellinek. Echt, die begrijpen je.’ ‘Neeee…’ Even later staan we op straat, maar niet nadat Monique hem handig haar kaartje met telefoonnummer in ontvangst heeft laten nemen, waarvoor hij toch even interesse toonde.
Ruziënde ouders
We gaan naar een appartement in Park de Meer waar Monique een melding kreeg van bovenburen over hun onderburen. Een leuke jonge vrouw doet open, haar peutertje vrolijk achter haar aanrennend. Ze heeft een open blik en spreekt gebroken Nederlands. Monique vertelt dat de bovenburen zorgen hebben over stevig klinkende ruzies in de avonden tussen haar en een man. De vrouw ontkent niet en zegt in Engels/Nederlands dat zij en haar vriend kibbelden over hun zoontje die vaak niet wilde slapen. Sinds kort zou hij rustiger zijn. Monique informeert naar haar veiligheid en die blijft vaag. Monique geeft haar kaartje en wijst haar op 112 en het meldpunt Zorg en Woonoverlast. Ze staat er duidelijk voor open. Monique zegt haar gedag en belooft binnenkort weer langs te komen. Buiten gekomen zegt ze nu niks te kunnen maar eerst contact met haar te willen opbouwen.
Sonja’s moestuin
‘Tot slot naar een vrolijker deel van mijn werk.” We fietsen richting Park de Meer langs de sportvelden. Monique: ‘Hier wordt tegenwoordig in het donker ook gesurveilleerd.’ We arriveren bij het volkstuinencomplex de Nieuwe Levenskracht. Alle tuinen worden geweldig onderhouden en iedereen koestert het groen. ‘Kom snel naar Sonja’s moestuin, want ik heb haast.’ Sonja loopt haar blij tegemoet. ‘Ik heb veel meegemaakt en zij helpt mij altijd. Even thee toch?’ Vervolgens hoort Dwars hoe Sonja enkel moestuiniert, alle vruchten en groenten weggeeft aan medebewoners en zelfs voor hen kookt. Sonja: ‘Ooit liep hier iemand binnen toen ik buiten aan het plukken was. Gelukkig let iedereen tegenwoordig op elkaar en wordt er gesurveilleerd. En Monique is onmisbaar in onze wijk.’
Sorry, ik had dorst
De buurt is wel veranderd. ‘Vroeger kampte Betondorp veel met inbraken. Door alle open paden achter de huizen kwamen inbrekers makkelijk binnen. Daar kwam een eind aan toen Ymere en Eigen Haard er hekken plaatsten. Junks zijn hier nauwelijks. Onze buurt kent vooral veel sociale problematiek, zoals burenruzies, overlastmeldingen, huiselijk geweld en eenzame oudjes. En.. die ene dakloze die iedereen kent. Die loopt met mooi weer rustig de huizen binnen als daar een deur open staat en pakt dan een drankje of gebruikt het toilet. Dat is natuurlijk niet fijn want mensen schrikken. Maar het grappige is dat hij zelf meteen sorry roept en zich uit de voeten maakt. Hij is niet agressief, geen junk en mensen zien dat. Dat is ook Betondorp.’






