Zingen in het donker. Brieven uit de hongerwinter van Nescio, verscheen eerder deze maand. De brieven zijn bezorgd en van een voorwoord voorzien door Lieneke Frerichs. Als er een schrijver met Oost verbonden was, dan was dat wel J.H.F. Grönloh, die schreef onder het pseudoniem Nescio (Ik weet niet). Na een interview met Lieneke Frerichs is dit deel 2 van het tweeluik: een weergave van mijn leeservaring met Zingen in het donker.
Anne-Mariken Raukema
Het brievenboek is een wat merkwaardig en niet erg omvangrijk genre. Veel van deze boeken bevatten de brieven van beide kanten: de zender en de ontvanger, maar de brieven en kaartjes die Lezen in het donker vormen, zijn alleen van de afzender: J.H.F. (Frits) Grönloh, ofwel de schrijver Nescio. Wat na het lezen van veel brievenboeken duidelijk wordt is de aard van de relatie tussen beide scribenten (niet zelden schrijver en zijn uitgever) en het leven in die tijd, de gebruiken, gewoonten, wat men zoal deed en at.
Soms bekruipt je al lezende het idee dat de brieven zijn bedoeld om door derden gelezen te worden, bedoeld om later gepubliceerd te worden. Hierin wijkt Zingen in het donker gedeeltelijk af. Want of het de bedoeling van Nescio – toen al een bekend auteur nadat de verhalen De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje in 1918 waren verschenen.

Brieven en kaarten
Maar Nescio schreef deze brieven vooral als een gewone Amsterdammer, aan twee van zijn dochters die in Groningen woonden: de jongste, Bob, die met tandarts Jan Zeven en hun twee zoontjes daar woonde en de derde (op een na jongste) dochter Miep(ie), die met de Joodse onderwijzer Louis Boas en hun twee dochtertjes in Amsterdam woonde. Maar die tijdelijk in Groningen bij haar zus was ingetrokken, omdat Boas via Westerbork was gedeporteerd. Dus de meeste brieven beginnen met ‘Lieve Bob, Ja, Janneman, Miep, Titi en Louisje. Later zou daar nog een kleine Marius Jan bij komen, het derde kind van Bob en Jan Zeven-Grönloh. Hun oudste dochter Ati was in juni 1940 overleden aan tbc.

Van Middenweg naar Linnaeushof
Nescio hield van schrijven, twee tot drie keer per week werden er brieven en kaartjes naar Groningen gestuurd, ook wel naar hun tweede dochter, Nelly, die met Jan Tenger en hun drie kinderen in Eindhoven woonde. Jan werkte bij Philips. Al snel was het postverkeer met het gebied ten zuiden van de grote rivieren niet meer mogelijk. Wel werd dit gebied al voor de hongerwinter bevrijd. Hij hield ook van praatjes maken met vrienden en bekenden, maar daarvoor had je geen briefpapier nodig.

De brieven gaan over het dagelijks leven, eerst vanuit de grote ouderlijke woning aan de Middenweg 166, vlakbij hun huisarts Wagenaar op nummer 162, later vanuit de kleinere bovenwoning aan de Linnaeushof 11. Het echtpaar Grönloh heeft in de periode 1906-1907 enige tijd aan de Ringkade 2 (nu Transvaalkade) gewoond, toen ze net getrouwd waren. Als lezer ervaar je ook uit de brieven waaraan hij dacht, hoe hij zich voelde en hoe ingewikkeld het gaandeweg was om aan voedsel en brandstof te komen. Maar de brieven hebben vooral een bovenliggend doel: de kinderen bemoedigen en hen geruststellen dat zij, de ouderen in Amsterdam, het wel redden samen.
De brieven beslaan de periode tussen half augustus 1944 en half juni 1945. Op een paar na zijn alle brieven en beschreven kaartjes van Nescio (‘Pap’) en soms een aanvulling of paar laatste woorden van zijn vrouw Agatha, door Nescio altijd liefkozend Ossi of Os genoemd (‘Mam’), in totaal vijfenvijftig. Op een paar ondergedokenen na waren er in augustus 1944 geen Joden meer in Amsterdam en de rest van Nederland, iedereen was weggevoerd.
De Joodse Raad bestond ook niet meer. Eerder, op 15 oktober 1943, schrijft Nescio aan Bob en Jan Zeven: ‘Ja, wie zullen we terugzien?’ Omdat brieven niet zelden werden onderschept en geopend, moesten de schrijvers ervan voorzichtig te werk gaan. Zo wordt Betsy Cohen, ondergedoken, aangeduid als Ans Mulders.
Hongerwinter
In de inleiding geeft Lieneke Frerichs duidelijk aan dat de hongerwinter, die vooral de grote steden in het westen onherroepelijke schade aanrichtte, feitelijk begon op 17 september 1944 na de luchtlanding bij Arnhem. De Duitsers stelden als wraak op deze steun aan de operatie Market Garden een embargo in op alle voedseltransporten naar het westen, over water en per spoor.
In het najaar maakt Nescio lange fietstochten langs de Gaasp en naar Schellingwoude, gewoon voor zijn plezier, maar die veranderen al snel in strooptochten langs boeren voor voedsel. De cirkel om Amsterdam wordt steeds groter, tot in Bovenkarspel, Enkhuizen en Zwolle aan toe, zo ver haalt de dan 62-jarige schrijver en gepensioneerd directeur van de exportfirma Holland-Bombay Trading Company het niet.

Knellende maatregelen
In september 1944 brengt Nescio zijn brieven naar het hoofdpostkantoor van Oost aan de Wijtenbachstraat of om kwart voor negen ’s avonds bij drogist Scheffer aan huis. Deze waren aanvankelijk nog de volgende ochtend vroeg op bestemming geleverd. Later zouden de brieven en kaarten er veel langer over doen, soms wel drie weken of nog langer.
Begin oktober stopt de elektriciteitsvoorziening en rijdt de tram voor het laatst. De bezetter dreigt met inundatie en schrijft Nescio: “We liggen hier zoo diep in de Meer, wel 4 of 5 Meter lager dan Amsterdam, maar ik ben er over heen kunnen komen door de gedachte dat we tenminste op ’t oogenblik nog de beschikking hebben over Miepter woning.’ Miep, al een tijd in Groningen, en haar man, Louis Boas woonden normaal gesproken aan de Nieuwe He(e)rengracht 97.
Lemmerboot
Met enige regelmaat worden tussen Amsterdam en Groningen pakjes verstuurd. Voedsel vanuit het noorden naar de hoofdstad, waar nauwelijks meer aan eten te komen was, en voedselbonnen, stoffen en door Os zelfgemaakte kinderkleertjes naar het noorden. In november en december 1944 zijn al verschillende pakketten onderschept, geopend, of komen erg verlaat of helemaal niet aan. De Lemmerboot voer op Amsterdam CS, die nam aanvankelijk ook wel passagiers mee, maar gaandeweg werd ook dat verboden.
Eind november schrijft Nescio dat op Wittenburg alles uit huizen wordt gesloopt, omdat die toch leeg staan… Het Oosterpark is oefenterrein voor soldaten en al heel lang afgesloten voor omwonenden. Op Frankendael wordt eind december een hele laan gekapt, van gemeentewege voor de Centrale Keuken, waar het echtpaar Grönloh uiteindelijk ook hun dagmaaltijd haalt. De Kruislaan is kaalgehakt. Eind januari 1945 staan er nauwelijks nog kramen op de Dappermarkt. De hongerwinter slaat om zich heen. Op zondagmiddag 28 januari 1945 schrijft Nescio een lange brief. ‘Beneden hebben ze een daghitje gekregen, wie, volgens Os, de honger de oogen uitkijkt.’
Ze eten bruinebonensoep met spek uit blik, een exemplaar nog uit 1939. Dat blik waren ze vergeten. De brug over de Muidergracht, ‘waar de tram vroeger naar de Roeterstraat reed’, daarvan bestond het plaveisel uit houten blokjes. Vrouwen en kinderen haalden deze eruit om thuis op te stoken. Nescio staat een uur op de stoep bij Simon de Wit op het Dapperplein om bonnen in te leveren voor een reçu die hij later kan inleveren tegen twee borden en een half pond margarine van het Roode Kruis.
Bevrijding
In maart 1945 stinkt Amsterdam heel erg en de stad ziet er verschrikkelijk uit, vuilnis wordt niet meer opgehaald. De bevrijding wordt uitgebreid in de brieven beschreven. Zaterdagmorgen 5 mei werd om 8.00 uur ’s morgens de vlag uit de toren van de Emmakerk gestoken, hoek Hugo de Vrieslaan en Middenweg. Daar ontstaat een grote menigte mensen, er rijden auto’s met officieren en tanks. Tot op het laatst zaten er Duitsers in het Koloniaal Instituut, nu Wereldmuseum.
Nescio aan zijn dochters: ‘Bewaar dezen brief, dan kun je misschien later nog eens nagaan hoe een Amsterdammer was en leefde in December 1944.’ Dan zijn we al halverwege de correspondentie; Bob was zo verstandig ze allemaal te bewaren.
Winkels en zo
In het Amsterdam-Oost van Nescio waren in het laatste oorlogsjaren nog wel winkels. Een aantal die in het boek zijn genoemd.
Groentehandel Botman, Linnaeushof 8
Bakkerij Kwakman, Linnaeushof 88-89
Bakkerij Hendrikse, Linnaeuskade 2
Bakkerij Moes, Linnaeusstraat 6 of 16
Bakkerij Fr. Van Lente Middenweg 3
Rijwielhandel Van der Molen, Middenweg 14-16
Bakker Heitman, Middenweg 26
Kruidenier Wijnberg & Co, Middenweg 32
VANA-filiaal (van Van Amerongen), Middenweg 44, de grootste kruideniersketen van Amsterdam
Magazijn ‘De Concurrent’, Middenweg 46
Hotel-restaurant Poort van Weesp, Sarphatistraat 52