Ze komt ze nog steeds regelmatig tegen, de kinderen die jarenlang bij haar over de vloer kwamen. Inmiddels hebben ze zelf kinderen. ‘Kijk, dat is de buurvrouw bij wie ik altijd speelde,’ wijst een jonge vader haar dan enthousiast aan. Ella Francken woont in de Balistraat, al 40 jaar, en ze is er nog steeds actief.

xx

‘Het begon met de Turkse kinderen die boven mij woonden,’ vertelt Ella. ‘Ze hingen vaak over het balkon en dan groetten we elkaar. Ze hadden heel aardige ouders, hoor, maar die deden echt helemaal niets met die kinderen. Er was geen speelgoed, nog geen potlood, echt niets.’ De ouders brachten Ella weleens eten, geheel volgens hun culturele tradities. ‘Op een gegeven moment gaf ik de kinderen wat potloden. Ze keken me aan alsof ze niet wisten wat ze ermee moesten. Dus ik kocht wat papier voor ze en voor ik het wist, zaten ze hier binnen te tekenen.’

Het portret op het Muiderpoortstation gemaakt door Serge Verheugen

Dat was het begin. De buurkinderen namen vriendjes mee, en neefjes en nichtjes en andere kinderen uit de straat kwamen ook eens kijken. Ella schafte steeds meer knutselspullen en speelgoed aan. Het resulteerde in een gezellig wisselend clubje van tien tot vijftien kinderen dat met grote regelmaat bij Ella over de vloer kwam.

Wonderen der natuur

Zo’n twintig jaar heeft Ella zich ontfermd over de vooral Turkse en Marokkaanse kinderen uit haar buurt. ‘De moeders zaten thuis, de vaders gingen naar het koffiehuis, uitkeringen waren gemakkelijk te krijgen in de jaren negentig. Niemand was echt gelukkig hier, maar die kinderen wilden zo graag, die barstten van de energie!’ Ella ging met ze op pad, woonboten kijken – kenden ze niet, fietste met ze naar Waterland om de ondergaande zon te zien (‘Die kinderen kwamen nooit de straat uit’) en repareerde hun fietsen in de tuin (‘Nee, dat deden ze eigenlijk zelf, er was er eentje die dolgraag fietsenmaker wilde worden’); de kinderen schilderden eieren met Pasen, vochten om wie er wat in de kerstboom mocht hangen met Kerstmis, deden spelletjes, knutselden en leerden de wonderen der natuur kennen middels Ella’s kikkerrijke vijver.

Kijkje

Ella had wel regels. ‘Wie gaat hangen, gaat eruit, zei ik altijd, en de tv ging niet aan, er mocht alleen gespeeld worden.’ Bij uitvoeringen op school was ze ook altijd van de partij of als er problemen in de klas waren. ‘De ouders spraken slecht Nederlands. De directeur van de school, de Indische Buurtschool, destijds de J.P. Coenschool, kende mij goed.’ Ze verbaast zich er nog altijd over dat geen van de ouders ooit is komen kijken bij wie die kinderen nou eigenlijk  gingen spelen. ‘Ik liet alles altijd helemaal open, hoor, gordijnen en zo. Iedereen kon alles goed zien, maar er kwam nooit iemand binnen om een kijkje te nemen.’

Die kinderen wilden wel, die barstten van de energie!

Verbijsterd

Over haar eigen jeugd in Middelburg praat ze niet graag, die was moeilijk. Haar ouders waren al jong overleden, haar familie had veel verdriet en was getraumatiseerd door de oorlog. Toen ze op haar 16e een test mocht doen in verband met haar schoolopleiding, ging er een wereld voor haar open. ‘Dat waren mensen met wie ik zomaar normaal kon praten… Ik moest opschrijven wat ik leuk vond om te doen en ik vertelde over mijn liefde voor de grote tuin van mijn oma. Ze hebben me toen geadviseerd om uit huis te gaan en de opleiding biologisch-dynamische Land- en Tuinbouw te volgen  in de Warmonderhof. Daar kon ik intern.’ Ze is er nog steeds haast verbijsterd over. ‘Dat gelóóf je toch niet, dat je zo iemand tegenkomt en dat die jou zomaar een richting opstuurt die helemaal bij je past! Niemand in mijn omgeving had nog ooit van die school gehoord. Anders was ik misschien op de huishoudschool terecht gekomen.’

Antroposofische omgeving

Na de opleiding Land- en Tuinbouw deed Ella ook een koksopleiding in Utrecht. Afwisselend werkte ze als kok en als tuin-werkbegeleider voor psychiatrische patiënten, in zorgboerderijen en andere instellingen, in Driebergen, Haarlem. ‘Ik ben ooit begonnen in de Hortus. Dat leek heel wat, maar die sfeer was niets voor mij. Gemeenteambtenaren die zeiden: Zo, het is vrijdag, we mogen weer naar huis. Brrr.’ Ze heeft jaren gekookt voor groepen in Buitenplaats Land en Boschzigt in ’s Graveland, toen dat nog een conferentieoord was. Het is de oudste biologisch-dynamische tuinderij van Nederland en ze gaat er tegenwoordig elke vrijdag naartoe om er met vrijwilligers te werken en een oogstpakket op te halen. In die antroposofische omgeving voelt ze zich als een vis in het water. En dat blijkt echt, want sinds kort is ze actief op een andere school in de buurt: de Vrijeschool Thula. ‘Wat een fantastische school is dat! Ik liep langs en vroeg of ik iets voor ze kon doen. Nu maak ik er soep en help met handwerken, van die dingen. Het is bekend terrein dus ik vind het enig. En iedereen is zo aardig en alles is zo goed georganiseerd. Ik ben er nog maar net en het lijkt wel of ik er al jaren rondloop!’

Boomtuintjes

Sinds vier jaar is Ella met pensioen, maar dat betekent dus niet dat ze stil zit. ‘Ik moet er niet aan denken!’ Op het prachtige portret dat Serge Verheugen van haar gemaakt heeft in de serie Buurtberoemd op het Muiderpoortstation staat dat ze zich bezighoudt met groen in de buurt. Hoe zit dat? ‘Ja inderdaad,’ lacht ze, ‘dat doe ik. Ik verzorg de tuin in de Meevaart, het buurthuis hier in de straat. En ik verzorg de boomtuintjes, zo’n stuk of twaalf, ook hier in de straat. Aanvankelijk deden we dat met meer mensen, maar ja, dat verwatert en mensen verhuizen. Ik doe het nu alleen. Ik heb ze laatst weer wat bijgewerkt, maar het zijn moeilijke plekken, het is donker en die boomwortels zitten heel hoog. Ik heb er weer een heleboel aarde op gedaan en compost. En paaltjes neergezet, tegen de honden. Het leuke is dat je zelf je tijd kan kiezen. Soms doe ik de spoortuintjes, dat zijn allemaal inheemse planten. Ook een lastige plek. Het lijkt verwaarloosd maar dat hoort nu eenmaal zo.’

Contact

Er is heel wat veranderd in Oost sinds Ella Francken daar woont. Met een dubbel gevoel kijkt ze naar alle expats die tegenwoordig tegenover haar in de straat wonen (‘Die doen niks’) en denkt ze terug aan de Turkse en Marokkaanse gezinnen die wegtrokken tijdens de renovatie en ‘uit elkaar vielen’. Ze heeft nog wel contact met ze. ‘En ik hoor dan ook over de kinderen hè, die zijn arts geworden of professor, of hebben de PABO gedaan…daar ben ik dan zo trots op!’