Home IJopener Column | Spookrijders

Column | Spookrijders

0
Simone Slotboom | Foto Ross Slotboom

´Dat valt me nou tegen van jou, mevrouw Slotboom. Dat jíj dat doet!´ De buurvrouw legt niet uit waarom precies, maar ik kan me er iets bij voorstellen. Ik lijk een nette dame. Een die zich aan de regels houdt. Die anderen de les leest. In mijn column weliswaar, maar toch. Ik belicht graag zaken die niet door de beugel kunnen. Maar vandaag ben ik zelf aan de beurt. Ik probeer me te verdedigen. Ik werp tegen dat er geen plek is voor fietsers op de weg. Dat de stoep ruim is. Dat ik aan de rand blijf, voorzichtig doe en afstap als het nodig is. Maar ik ben kansloos. ´Als jij er fietst, doet straks iedereen het. Misschien doe jij voorzichtig, maar anderen niet.´ Ze heeft gelijk. Hoe vervelend het ook is om toe te geven. Het kan echt niet.

Ik doe het omdat het makkelijk is. Het trottoir naast het Mien Ruys-Plantsoen is breed en uitnodigend. De rijweg ernaast smal met een verhoogde middenberm. Achteropkomend verkeer kan niet inhalen. Fietsers veroorzaken file. Oversteken naar de gewenste rijstrook – het eiland af – is lastig. Eerst de fiets de stoep af tillen, tussen geparkeerde auto´s door. De verhoogde berm op, én weer af. En dan nog opstappen zonder de verkeersstroom te hinderen. De andere optie is een omweg. Met de fiets aan de hand teruglopen over de stoep, in de tegenovergestelde richting, verder het eiland op. Vervolgens oversteken en omkeren waar de berm ophoudt en de weg verbreedt. Maar het blijft gedoe.

Op de stoep fietsen is de weg van de minste weerstand. Door de aparte verkeerssituatie is er een soort ongeschreven wet ontstaan dat het brede trottoir – naast het Mien Ruysplantsoen – tevens als fietspad fungeert. Maar de buuf heeft gelijk. Het mag niet. Dus loop ik braaf naar het Azartplein met de fiets aan mijn hand. Dat is het juiste. Waarom deed ik dat voorheen niet? Al snel snap ik waarom. Ik ben vaak laat. En ongeduldig. Niet fietsen uit principe blijkt lastig. Vaak loopt er niemand. Of halen fietsende fietsers me in. In principe ben ik dan principieel voor niets. Voor de vorm. Ik hou het een paar dagen vol en stap dan weer op. Maar in mijn hoofd hoor ik de buurvrouw.

Ik besluit twee vliegen in één klap te slaan. De fietsenrekken voor de deur zijn overvol. Aan de overkant zijn ze leeg. Niemand wil de hink-stap-sprong de weg over maken. Bij thuiskomst fiets ik meteen om. Via de rijweg. En parkeer de fiets aan de overzijde. Dan rijd ik overdag zo weg. Zonder gesjouw en gehannes. Zogezegd, zogedaan. Ik wacht met wegfietsen tot de weg vrij is. Als er nog verkeer achterop komt, duik ik een parkeervak in. Als die bezet zijn – wat vaak zo is – , trap ik stevig door. Geïrriteerde automobilisten achter me, negeer ik. Evenals krampachtige, tevergeefse pogingen tot passeren. Ik ben al een stuk op weg als ik schrik van getoeter. Er zit een grote touringcar achter me. Ik kan geen kant op. Ik voel me opgejaagd. De chauffeur blijft toeteren. Het is een Poolse bus. Een immens ding. Hij past amper op de weg. Wat die op het KNSM-eiland doet, geen idee. Waarschijnlijk is hij verdwaald en moet hij bij hotel Jakarta op de kop van Java zijn. Of de cruiseschepen. Een halve hartverzakking verder, als ik het fietspad veilig bereik, zie ik de bus inderdaad afslaan naar Java-eiland.

De volgende dag is het weer bal. Net zo´n touringcar. Met Poolse tekst. Ik voel me Klein Duimpje met de reus hijgend in zijn nek. Maar dan zonder zevenmijlslaarzen. Ik snap er niets van. Wat doen die bussen op het eiland? Ik krijg de bussen – net als de woorden van de buuf – niet uit mijn hoofd. Dus ga ik op onderzoek uit. Het blijken ingehuurde ´pendelbussen´ die de gewone lijndienst vervangen vanwege personeelstekort bij het GVB. Maar niemand stapt in. Begrijpelijk. Bus 43 ziet er toch iets anders uit. Deze lijkt naar Polen te gaan in plaats van het Centraal Station. Het papiertje met 443 achter de voorruit helpt ook niet erg. De chauffeurs zijn en spreken Pools. Engels blijkt lastig. Ze rijden vooral leeg rond. Letterlijk rond: van de KNSM-laan naar het Azartplein (voor het Azartveer) door naar Java-eiland, over de Jan Schaeferbrug (voor tram 26), via de Oostelijke Handelskade naar de C. Van Eesterenlaan (voor tram 7), naar Borneo-eiland en dezelfde cirkel weer terug. Naar het CS gaat hij niet. Het is een overstap-service. Dus stap gerust in. En als er toevallig fietsers voor rijden, roep dan even: Nje tromb! Dat betekent – in mijn beste fonetisch geschreven Pools-: Niet toeteren!

Maar als het meezit zijn alle GVB-chauffeurs in september terug van vakantie. En de lege Poolse ´spookbussen´ in het Oostelijk Havengebied niet meer dan een hilarische zomeranekdote.
En ik, ík beloof plechtig nooit meer te ´spookrijden´ op de stoep. Oké, buuf?