Home Overzicht Herdenking jaarlijkse Aids Memorial Day bij ‘Telraam’

Herdenking jaarlijkse Aids Memorial Day bij ‘Telraam’

0

Tussen het Centraal Station en het Muziekgebouw op de Ruijterkade staat een opvallend monument dat de vorm heeft van een enorm telraam. Het is het HIV/AIDSmonument. Daar vindt op zondag 18 mei om 21.30 uur de jaarlijkse Aids Memorial Day herdenking plaats.

In de rode glazen kralen heeft het licht van het IJ vrij spel. Het kunstwerk van de Fransman Jean-Michel Othoniel telt af naar een wereld zonder aids. Het telt de CD4-cellen in het lichaam, het telt de aantallen doden, het telt de mensen met hiv die door de medicijnen in leven zijn gebleven. Iedereen telt mee.

‘Al bijna 45 jaar leven wij nu met hiv en aids’, zegt theatermaker Michiel Bollinger. ‘Dat is méér dan de helft van mijn leven. Ik ben eraan gewend geraakt, zoals je je ook aanpast aan andere onverkwikkelijke en onoverkomelijke zaken. Dat lukt dus nooit. Vooral de beginjaren waren dodelijk.’

‘Pas in 1996 kwam de medicijnencocktail die zoveel mensen heeft gered. Toen ging het beter, dankzij de wetenschappers, de pillen, de activisten die zich niet bij hun lot wilden neerleggen, de dokters en zusters in het ziekenhuis, de buddy’s, mijn vrienden. Zij zijn inmiddels grijs en bijna bejaard, net als ik. Wij ogen misschien wat broos. We hebben in al die jaren een nogal overladen medisch dossier opgebouwd, om het zachtjes uit te drukken.’

‘Wij zijn er nog’, stel Michiel Bollinger vast.’ En we herinneren ons de vele verloren vrienden, de verloren geliefden, de verloren tijd. Ik denk vaak aan de vrienden die er niet meer zijn. Kapot gegaan in de kracht van hun leven. Vrienden die ik in een paar maanden tijd tot lijk heb zien wegteren. Vrienden die ik niet ouder heb zien worden dan 25 jaar. Of vrienden die zogenaamd ‘aan niets’ zijn overleden, omdat het woord aids niet in het vocabulaire van de familie bleek voor te komen. Andere vrienden die – uit misplaatste schaamte? – niet wilden dat ik ze bezocht in het ziekenhuis, ja, zoals een kat zich verbergt in een stil hoekje als zijn laatste uur heeft geslagen, vrienden van wie ik dus niet weet hoe hun laatste uren waren. Verschrikkelijk, vermoed ik.’