Home Oud Nieuws Oud Nieuws | Driedubbele moord aan de Ringdijk

Oud Nieuws | Driedubbele moord aan de Ringdijk

0

Nieuws van 20 juli 1854 | Aan de Ringdijk woont tuinder Prickwinkel met zijn vrouw, drie kinderen, een huishoudster en enige knechten. ’s Nachts worden de vrouw en twee van de drie kinderen van Prickwinkel met een bijl vermoord. Ook het derde kind en de huishoudster worden met de bijl aangevallen, maar overleven – ternauwernood –  de aanslag.

In eerste instantie is er geen spoor van een dader, maar grondig politieonderzoek leidt tot aanwijzingen, die in eerste instantie in Den Helder worden gevonden. Het duurt enige tijd voordat de verdachte wordt opgepakt, maar begin september is het zo ver: de 21-jarige, uit Duitsland afkomstige voormalige knecht van Prickwinkel, wordt in Londen gearresteerd. De betrokkenheid van Kemper bij de moorden wordt zeker na de scheikundige analyse door professor Baumhauer van de vele bloedvlekken die op zijn kleding zijn aangetroffen. Dan komt ook het gruwelijke verhaal naar boven zoals het zich die nacht in 1854 heeft afgespeeld.

Kemper, die enige tijd bij Prickwinkel in dienst is geweest, is iemand die ‘graag veel geld’ heeft. Al op school is hij weinig vatbaar voor godsdienst en goede indrukken en heeft hij een sterke neiging tot stelen. Wanneer hij daarbij betrapt wordt ontkent hij altijd ten hevigste. Dit doet hij in eerste instantie ook nadat hij opgepakt is voor de moorden in de Over Amstelse Polder. In 1849 wordt hij op 15-jarige leeftijd al eens in Osnabrück (Hannover) al eens voor acht dagen voor diefstal opgesloten. Na vrijlating neemt hij de wijk en vertrekt richting Amsterdam.

Johann Heinrich Kemper.

Na enige tijd bij Prickwinkel gewerkt te hebben, raakt hij betrokken bij de droogmaking en bouwrijp maken van de Haarlemmermeer en zit daar in een keet. Vanuit die keet vertrekt hij in de avond van 19 juli richting Amsterdam, waarbij hij zijn kameraden mededeelt 150 gulden te gaan ophalen die hij nog van een kastelein in de Watergraafsmeer tegoed heeft. Later blijkt dat hij ook zijn pistool met kruit heeft meegenomen. Dit laatste zal zich ernstig tegen hem keren, wanneer hij vanwege hiermee aangetoonde voorbedachte rade uiteindelijk tot de dood door de strop veroordeeld zal worden.

Vroeg in de avond is Heinrich aan te treffen in de tapperij van Bierman in de Pieter Jacobsstraat tussen de Nes en Oudezijds Voorburgwal en nog een andere tapperij in die buurt. Dan vertrekt hij richting Over-Amstelse Polder. Hij is van plan de grote hoeveelheid geld die hij in een kistje bij tuinder Prickwinkel vermoedt – dit kistje is het eigendom van knecht C.L. Teyler – te ontvreemden. Via de Oetewalerweg komt hij door een klein hekje de werf op. Enige tijd verschuilt Heinrich zich tussen de rijen sperziebonen voor de woning, om de rust van het huis te observeren en tevens de huidige knechts naar het land te zien vertrekken. Dan, om 3.00 uur glipt hij de openstaande achterdeur van de woning in en bestijgt de ladder richting zolder, op weg naar de geldkist van Teyler.

Tegen zijn verwachting in ligt de sleutel echter niet op de kist. Heinrich gaat de trap weer af om een bijl die hij tegen de regenbak bij het huis heeft zien staan, op te halen, om daarmee de kist open te breken. Gewapend met deze bijl komt hij, terug in het huis, onverwacht de meid – Cornelia Grooteboer – tegen, die hem op de trap bij de benen grijpt. Deze geeft hij direct met de achterkant van de bijl een enorme slag tegen het achterhoofd, waarna ze voor dood neervalt. Het gerucht dat hiermee gepaard gaat, wekt de vrouw van Prickwinkel – de vijf maande zwangere Petronella Ariensen – die plotseling de deur van de voorkamer uitkomt. Heinrich valt haar nu met de scherpe kant van de bijl aan en hakt haar diverse malen in het hoofd, waarbij ze bloedend neerstort en later de geest zal geven.

Ook de kinderen in de nabije bedstee beginnen nu te gillen: ‘Hein! Hein’. Wanneer ze maar niet stil willen worden, ook niet na klappen met de hand, weet hij niet anders dan ze met de achterzijde van de bijl een voor een tot zwijgen te brengen. Twee van de drie kinderen – de vijfjarige Anna Margaretha Louisa en de driejarige Anna Maria Elisabeth – komen hierdoor om het leven. De 4-jarige Maria Alida overleeft de aanslag uiteindelijk na 21 dagen verzorging in het Binnengasthuis.

Nu heeft Heinrich Kemper ruim baan. Op zolder breekt hij de geldkist open, neemt 200 á 300 gulden, wat kleingeld en zilveren horloge mee, en ook een blauw duffelse jas die hij al eerder had meegenomen in huis. Hij loopt alweer langs de haag en de snij- en sperzieboonbedden en komt via naastgelegen weiland op de openbare straatweg, wandelt richting Muiderpoort en vervolgens via de Plantage richting Rapenburgergracht, het Dok, De Buitenkant en arriveert tussen half zes en zes uur ’s ochtends bij het veerhuis aan de Martelaarsgracht. Hier drinkt hij twee glazen jenever, laat zich met een roeibootje over het IJ zetten en stapt vervolgens op de schroefstoomboot naar Den Helder.

Van Den Helder – waar hij onder een valse naam, Frans de Haas, bivakkeert – stapt hij op de stoomboot genaamd Lion naar London, om vandaar met het schip de Costellation vandaag naar New York te willen vertrekken. Hoe de politie Heinrich op het spoor is gekomen wordt niet helemaal duidelijk – in ieder geval wel op aanwijzing van getuigen in Den Helder – maar wanneer hij op het punt staande richting Amerika te vertrekken, wordt Kemper in Londen op het laatste nippertje aangehouden en overgebracht naar Amsterdam. De bloedvlekken op zijn kleding leveren vervolgens voldoende bewijs voor zijn misdaad.

Alhoewel Kemper voorbedachten rade blijft ontkennen, wordt hij tot de doodstraf door ophanging veroordeeld. Kemper toont diep berouw over zijn daad en erkent de rechtvaardigheid van het over hem uitgesproken doodvonnis. Hij heeft diepgaande gesprekken met de hem toegevoegde geestelijke, Rooms-katholieke pastoor J. Brinkman. Het verzoek om gratie wordt verworpen.

Kemper was de laatste gehangene van Amsterdam. De galg en valluik.

Op eigen verzoek neemt hij met diep berouw afscheid van Prickwinkel en diens knecht en smeekt hem om vergeving. In de laatste uren van zijn leven wordt bij bijgestaan door Brinkman en pastoor Steins Bisschop, ‘beiden gaven met vreugde getuigenis van het voortdurend geloof des berouwvollen zondaars’. Dan is het zo ver. Op woensdag 22 november 1854 om 12.00 uur wordt het doodvonnis aan Johann Heinrich Kemper, voor de ringmuur der cellulaire gevangenis, ten aanschouwe van een grote volksmenigte voltrokken.

Met dank aan Rogier Schravendeel