Ruim twintig jaar geleden verhuisde Peter Heerschop met zijn gezin naar Park de Meer. Wat bewoog de leraar lichamelijke opvoeding, pedagoog, cabaretier, acteur, schrijver en columnist om neer te strijken op de heilige grond van voetbalstadion de Meer? Tussen de optredens van de theatertour Jeugd met Viggo Waas door maakt Peter tijd voor een interview met oost-online.

Ties van Dijk | Foto’s Ron Tolman

Waar ben je opgegroeid?
‘Ik ben afkomstig uit de sloppen van Bussum. Bij het Gooi denkt bijna iedereen aan grote, vrijstaande huizen met enorme tuinen. Vandaar dat ik het wat chargeer. Wij woonden in een eengezinswoning, in een ogenschijnlijk gewone buurt bij het centrum van Bussum. Geen kasten van huizen, geen grote tuinen, maar wel volop gelegenheid om op straat te spelen en te voetballen. Allemaal heel vertrouwd.’

Uit wat voor gezin kom je?
‘Een hecht, warm gezin, vader cv-monteur, moeder huisvrouw en drie kinderen. Ik heb een broer en een zus. Een rooms-katholiek gezin, maar niet vroom, we waren vooral onszelf. Naast werk en school draaide het voor het hele gezin om SDO, Samenspel Doet Overwinnen, de voetbalclub waar wij pal tegenover woonden. Mijn vader en moeder deden er vrijwilligerswerk, en mijn broer en ik voetbalden er uiteindelijk in het eerste. Vanwege de Tweede Wereldoorlog hadden mijn ouders niet de kans gekregen om te studeren, maar daar hebben ze niet onder geleden. Wij kinderen hadden een onbezorgde jeugd en konden studeren.’

En wat werd het na de middelbare school?
‘Ik ging op mijn achttiende naar de ALO, de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, in Amsterdam. Een hele overgang van het beschutte Bussum waar ik iedereen kende naar de grote, anonieme stad. Gelukkig had ik er fijne medestudenten en goede docenten. Zeker judoleraar Jan Kallenbach, een internationaal bekende vechtkunstenaar. Die man zal me altijd bijblijven, al kon ik niet goed judoën. Hij had een positieve uitstraling en leerde ons hoe je elkaars energie optimaal kan gebruiken.’

En toen kwam cabaret in je leven?
‘Nou, dat was al eerder het geval. In Bussum woonden we vlakbij ‘t Spant en het was een sport om te ‘glippen’, stiekem naar binnen zien te komen om de voorstellingen bij te wonen. Helemaal mooi als je ook nog handtekeningen kon scoren. De cabaretgroep Neerlands Hoop in Bange Dagen trad daar ook op en voor aanvang van de voorstelling voetbalden Bram [Vermeulen] en Freek [de Jonge] in het plantsoen. Ik was toen te bescheiden om daar op af te stappen. Grappig dat Bram ooit regisseur zou zijn van NUHR.’

Hoe ontstond NUHR?
‘Op de academie heb ik Viggo Waas en Joep van Deudekom leren kennen. Later hebben wij samen met Eddie Wahr cabaretgroep NUHR – Niet Uit Het Raam – opgericht. Het begon met een lustrumfeest voor de ALO. NUHR droeg geen specifieke boodschap uit, we waren niet politiek geëngageerd. Nog steeds heb ik moeite met de stelligheid van veel politici.’

Jullie hebben elkaar dus eigenlijk toevallig leren kennen?
‘Toeval is logisch’ zei Johan Cruijff altijd, en dat heb ik nadien vaker in mijn leven ervaren. Het waren geen vooropgezette plannen. Het leek allemaal vanzelf te gaan.’

Wat betekent Viggo Waas voor je?
‘Viggo is al vijfendertig jaar mijn boezemvriend. We hebben veel samen opgetreden en nu touren we met onze laatste gezamenlijke voorstelling Jeugd door het land. Het herseninfarct dat Viggo in 2021 kreeg, heeft ons leven drastisch veranderd. Het is mooi dat wij ook daarop kunnen terugblikken in Jeugd.’

Wie zijn jouw voorbeelden in cabaret, comedy en kleinkunst?
‘Stan Laurel en Oliver Hardy, die zijn en blijven fenomenaal, zeker als je bedenkt wat zij wisten te bereiken met de beperkte middelen van destijds. En het is tijdloos, steeds als ik hun filmpjes terugkijk is het weer hilarisch. Ik ben van plan om samen met Bert Visscher een avondvullend programma over Laurel en Hardy te maken.’

Is het ook lachen om niet te hoeven huilen?
‘In wezen heeft alle humor een treurige ondertoon, dat zie je ook bij Laurel en Hardy. Het is de kunst om het lachwekkende in pijnlijke situaties te zien.’

Welke cabaretiers inspireren jou nog meer?
‘Ik was van meet af aan onder de indruk van Neerlands Hoop, en Freek is door de jaren heen nog steeds ‘Neerlands theatrale roerganger’. Verder muziektheatergroep Hauser Orkater en Het Werkteater. En natuurlijk cabaretduo Waardenberg en De Jong, vanwege dat fysieke en die bijna schofterigheid van ze. Koot & Bie en Jiskefet blijven ook goed. Van de huidige generatie ben ik onder anderen fan van Peter Pannekoek, Tim Fransen en Kommil Foo.’

En voor wie ben jij een inspiratiebron?
Bij cabaret draait het wat mij betreft om het publiek te leren kennen en door de jaren heen met je mee te laten groeien. Die rode draad zie ik bij sommigen van de huidige generatie terug.

En wie zijn jouw sporthelden?
‘Johan Cruijff, Johan Neeskens, Ard Schenk, Muhammed Ali en mijn broer. Aan hen bewaar ik onvergetelijke herinneringen. Waarbij de logica van Cruijff ook nog eens onovertroffen is.’

Een avondje uit: naar het theater of naar een voetbalwedstrijd?
‘Dat ligt eraan wat er speelt. Ik ben wel vaker in het theater dan in het stadion. Maar een topwedstrijd geeft onovertroffen energie. Een van vreugde ontploffend stadion is toch echt indrukwekkender dan een bevrijdende ovatie in het theater.’

Is vitaliteit een kernwaarde in jouw leven?
‘Jazeker, daar heb ik ook een theorie en een formule voor ontwikkeld, de Vitaliteitstheorie van Heerschop, en die bestaat uit de formule G=B+O+V. Geluk = Basisgevoel + Omstandigheden + Vrijwillige activiteit.’

‘Je wordt geboren met een basisgeluksniveau, en dat wordt in latere jaren verder gevormd. Dan spelen de omstandigheden een belangrijke rol, vooral de mate waarin je het gevoel hebt daar controle over te kunnen hebben. Maar de belangrijkste factor is de vrijwilligheid, alles wat je doet omdat je het zelf belangrijk vindt. En dat je het helemaal voor een ander wilt doen, zonder daar direct iets voor terug te verlangen. Dit is mogelijk door liefdevolle en betekenisvolle relaties te hebben. Naast het cabaretwerk geef ik lessen pedagogiek, daarin komt bovenstaande theorie steevast aan de orde.’

Als de Watergraafsmeer een dorp in de stad is, is Park de Meer dan een wijk in een dorp?
‘In de zevenenveertig jaar dat ik in Amsterdam woon, heb ik in alle windstreken van de stad gewoond. Na verloop van tijd bleek dat elke buurt eigen wordt. Linda en ik verhuisden dertig jaar geleden naar het Lamarckhof in de Watergraafsmeer. Ik realiseerde me dat het er op Bussum leek, niet bepaald bruisend, maar wel heel vertrouwd. En toen moest Ajax zo nodig naar Zuidoost en werd Park de Meer gebouwd. Inmiddels wonen wij drieëntwintig jaar op het voormalige Ajaxterrein, pal tegenover tennis-, bridge- en voetbalclub VVGA, in 1913 opgericht als Voetbal Vereniging Gemeente Ambtenaren. Net zoals we vroeger in Bussum tegenover SDO woonden. Tja, ‘toeval is logisch’.’

Wat bevalt je aan Park de Meer?
‘Het is hier groen, te midden van sportvelden, en ik ken hier inmiddels veel mensen; vrienden, buren en leden van VVGA. En in een mum van tijd ben je de stad in en uit.’

Wat valt er te verbeteren?
‘Het is jammer dat hier niet een Brink is, zoals in Betondorp. En dat er geen winkels zijn. Maar het terras van VVGA is een heel goed alternatief om elkaar te ontmoeten.’

Ooit terug naar het Gooi?
‘Ik kom er nog regelmatig, want familie en vrienden wonen er. Maar hier heb ik toch echt mijn draai gevonden.’