Home Overzicht Verhalen uit de Plantage | Geluk? (continued)

Verhalen uit de Plantage | Geluk? (continued)

0
| Verhalen uit de Plantage | Dick Pol |

Goed voor een mens. Ik kan het iedereen aanbevelen: tel af en toe je zegeningen. Zo woon ik, tot volle tevredenheid, inmiddels meer dan vijftig jaar, in de Plantagebuurt.

In 1970 kwam ik, na een zwerftocht door Amsterdam, ik heb onder meer gewoond op de voormalige oceaanstomer de ‘Caledonia’, aan op de vijfde verdieping van de illustere studentenflat Weesperstraat. Prijswinnend ontwerp van Herman Herzberger. Beetje aan de krappe kant, maar hoeveel vierkante meter heb je nodig? Wel ruime gemeenschappelijke keuken- en douchevoorzieningen. De Mensa beneden, de ‘Dokwerker’. Uitzicht op Waterlooplein, Rijksmuseum in de verte. Leidseplein, Rembrandtplein. De meeste universitaire locaties op loopafstand. Dappermarkt. Bruisende kroegen. Wat wil een mens nog meer? Met mijn belevenissen in de flat, in de loop der jaren, zou ik een paar boeken kunnen vullen.

Toen ik, na zes jaar, noodgedwongen moest verhuizen, ik stond niet meer ingeschreven bij de UVA, had ik het geluk dat ik een paar honderd meter verder terecht kon op de Plantage Kerklaan. Nota bene naast Artis. Het scheelt één huisnummer. Al zit er wel een kruising tussen. De verhuizing viel reuze mee, daar ik indertijd niet zoveel spullen had. Voornamelijk boeken, kleren en een staande schemerlamp.

De Plantage. Ik heb wel eens beweerd, zwaar overdreven natuurlijk, ‘de mooiste woonplek van de wereld’. Met simpele wandelingen door de buurt kan een mens gelukkig worden. Ik ben natuurlijk lid van Artis. De Henri Polaklaan. Prachtig in ieder jaargetijde. De Hortus, de grachten, de plantsoenen.

Er is veel veranderd de afgelopen jaren. De explosieve uitdijing van de toeristenindustrie maakt het allemaal wat minder. Talloze winkels zijn verdwenen, als laatsten de bakker en de sigarenboer. ‘So it goes’. ik wil eens een keertje positief blijven.

De groenteboer, melkboer, bloemenman, drogist, dierenwinkel vertrokken. Over sommige middenstanders die hier voor in de plaats kwamen ben ik niet helemaal te spreken. Ik ben niet de enige. Anderen daarentegen zijn best aardig. Zoals de nostalgisch aandoende Russische winkel bij mij beneden. Matroesjka poppen en Baltik bierflessen in de etalage. Best lekker bier, redelijk geprijsd. Wanneer de Rus zijn hondje uitlaat, een dwerghond, niet veel groter dan een marmot, torst hij een veel te grote zak mee voor de uitwerpselen. Op gezette tijden steken ze de straat over. Ze ontmoeten dan twee vrouwen die twee hondjes bij zich hebben van vergelijkbare afmetingen. De dieren en de mensen zijn, telkens, zichtbaar blij dat ze elkaar ontmoeten.

Mijn vensterraam, met uitzicht op de hoek, vormt een tableau vivant. Ik mag graag af en toe een tijdje naar buiten kijken.

Op zondagmorgen is het personeel bezig het terras in te ruimen aan de overkant van de straat. Twee oudere dames nemen plaats. Ze hebben zo op het oog elkaar heel wat te vertellen. Als ik een paar uur later weer naar buiten kijk zitten ze er nog. Waar zouden ze het in hemelsnaam over hebben gehad. Kinderen, kleinkinderen, minnaars, de relativiteitstheorie ?

Het zij gezegd nog eens gezegd: ‘Alles kan een mens gelukkig maken’. Deze mens in ieder geval.