‘s Morgens om acht uur, verzamelt een groep van ruim dertig vogelaars van de Vogelwerkgroep Amsterdam zich voor een excursie. De tocht gaat langs het Zeeburgerpad en het Zeeburgereiland, waarbij de deelnemers via de Amsterdamse Brug en de Schellingwouderbrug richting Waterland trekken. De ochtend voelt fris aan, maar de wind blijft grotendeels uit.
Arie Martijn Schenk
Langs het water van het Zeeburgerpad vertelt Evert, een ervaren vogelaar, over de uitdagingen waarmee wilde eenden kampen. Veel kuikens eindigen als prooi voor meeuwen, waardoor er iets minder wilde eenden zijn. Op de Amsterdamse Brug hield de groep halt om het Flevopark in te kijken. Daar duiken krakeenden, meerkoeten en waterhoentjes op tussen het gemaaide riet. Verderop staat een grote zilverreiger statig in het ondiepe water en laat een cetti’s zanger zich in de verte horen.
Excursieleider Evert deelt boeiende informatie over de zilverreiger. Oorspronkelijk afkomstig uit het oostelijke en mediterrane gebied, heeft deze vogel zich steeds verder verspreid. Door het beschikbaar komen van geschikte leefgebieden vindt de vogel inmiddels ook in Nederland een thuis.
Een paar honderd meter verderop rusten aalscholvers op paaltjes, hun vleugels uitgespreid in de ochtendzon. Twee futen zwemmen elkaar tegemoet. Zodra hun balts begin, wordt duidelijk hoe intens hun hofmakerij verloopt. Met sierlijke bewegingen zwemmen ze synchroon, schudden hun koppen en duiken onder om met nestmateriaal boven te komen. Evert wees op dit indrukwekkende tafereel en spreekt gepassioneerd over het bijzondere ritueel dat de band tussen de vogels versterkt.
De tocht gaat verder over de Schellingwouderbrug richting Waterland. Nabij de A10 bevindt zich een reigerkolonie, waar de vogels al op eieren zitten. In het voorjaar kleuren hun snavels oranjeachtig, een teken van het broedseizoen.
Bij het fietspad richting Durgerdam staat een opvallende paal. Vijf meter hoog markeerde deze de oorspronkelijke veenhoogte, voordat boeren in de middeleeuwen begonnen met het ontwateren van het hoogveen. In de weilanden duiken de eerste ganzen op: grauwe ganzen en kolganzen. ‘Denk aan de col van een trui’, zegt Evert als geheugensteuntje. Even verderop foerageren brandganzen, terwijl meerkoeten elkaar fel achterna zitten. Hun voorjaarshormonen zorgen voor flinke schermutselingen.
Verderop cirkelen buizerds hoog in de lucht, bezig met hun baltsvlucht. De ganzen in de weilanden lijken nauwelijks onder de indruk en blijven rustig grazen. Nabij Durgerdam zwemmen futen, kuifeenden en tafeleenden in het water.
De groep fietst verder door Durgerdam. Dit pittoreske dorp aan het IJmeer had een lange geschiedenis als vissersdorp. De karakteristieke houten huizen met gekleurde gevels sieren de Durgerdammerdijk en geven een sfeervolle aanblik.
Na Durgerdam treft de groep een grote plas met meer dan honderd grutto’s. Tussen hen scharrelden enkele tureluurs, kieviten en scholeksters. Twee bergeenden rusten aan de kant van het water. Een groep wintertalingen vliegt iets later over de dijk richting het water.
Het gebied bestaat uit twee delen. De ‘grote polder’ biedt uitgestrekte graslanden, een ideaal broedgebied voor weidevogels zoals de grutto, tureluur en kievit. De ‘kleine polder’ bestaat uit plassen en rietmoeras, waar diverse watervogels zich ophoulden.
Vanaf de ingang van IJdoorn aan de Durgerdammerdijk leidt een wandelpad naar een vogelkijkpunt, vertelt een van de vogelaars. Hier ligt een prachtig uitzicht over de polder, waar verschillende vogels hun toevlucht zoeken. Evert wijst op de variatie aan soorten en legt uit hoe belangrijk het gebied is voor trekvogels en broedvogels.