In het Wereldmuseum aan de Linnaeusstraat is een tentoonstelling te zien die helemaal gewijd is aan de dichtkunst: Poetry of the People. Een op het eerste gezicht schier onmogelijke opgave.
Eerst even naar de naam van het museum. Velen kennen het als het Tropenmuseum, maar sinds er een samenwerking met andere volkenkundige musea tot stand kwam – in Leiden, Rotterdam en Berg en Dal – is gekozen voor één overkoepelende naam: Wereldmuseum. In de praktijk betekent het ook nog eens een enorme uitbreiding van de gezamenlijke collecties waaruit geput kan worden.
Het idee van deze nieuwe expositie komt van de inhoudelijk directeur, Wayne Modest. Hij promoveerde op Jamaica, op een onderzoek naar de historische ontwikkeling van musea in relatie tot het slavernijverleden.
Anne-Mariken Raukema | Foto’s Kaka Lee en Anne-Mariken Raukema
Stemmen uit West-Azië en Noord-Afrika
De tentoonstellingsmakers hebben geprobeerd om de verbindende kracht van poëzie en de betekenis ervan voelbaar te maken. Ik vind dat die poging goed geslaagd is. Over de gehele ruimte op de tweede verdieping worden dertig gedichten van 19e-eeuwse schrijvers tot nu getoond, die nogal impact hebben. De teksten worden weergegeven in een mix van tekst, voordracht, video en kunstinstallaties. En natuurlijk voorzien van relevante voorwerpen uit de collectie(s) waar het Wereldmuseum uit kan putten, ongeveer de helft is bruikleen, de andere helft eigen bezit. Die zijn heel uitlopend van aard, variëren van kostuums, wandkleden, poëziebundels, cassettebandjes, schaduwpoppen, boeken en gebedskleden tot prenten, kunstwerken en tegeltableaus. Een figuurlijk rijke tentoonstelling, waarbij de tentoongestelde objecten heel goed aansluiten bij de gekozen gedichten en thema’s.
Poëzie, gadver!
Dat dichtkunst in deze twee andere delen van de wereld een andere rol speelt dan bij ons, wordt duidelijk. Waar wij een cultuur zijn van gaandeweg meer visueel en het geschreven woord, hebben volkeren in Noord-Afrika en West-Azië van oudsher een meer orale cultuur, werd meer gedeclameerd en uit het hoofd geleerd. Want wat daar in zit, kan niemand er ooit uit halen. Poëzie zou daarmee in verschillende conflicten een krachtig wapen blijken.
Waar bij ons poëzie een – vaak gezien als moeilijk te begrijpen – kunstvorm is, is het daar veel meer een geïncorporeerd onderdeel van het dagelijks leven. Hier moeten veel mensen niets hebben van gedichten – tenzij rond Sinterklaas, maar dat zijn rijmen. Niet voor niets zijn oplages van dichtbundels extreem laag en kan vrijwel nooit een dichter van de pen leven.
De tentoonstelling beweegt van de intimiteit van individueel gelezen poëzie tot de intensiteit van een collectief gescandeerd versregels. Daar klinkt dan meteen de kracht van de herhaling. In vijf thema’s (stemmen, vrijheid, beweging, strijd en opoffering, verbondenheid) klinken de stemmen van veranderaars, vrijheidsvechters, verbinders en van troost, veerkracht, liefde.
Spreken vanuit het hart
Het enig minpuntje wat ik kan bedenken is de nadruk op het feit dat poëzie zo nadrukkelijk gekoppeld is aan het sprekend hart. Een oeroud en onuitroeibaar vooroordeel. Er is ook poëzie die abstracter is, minimalistischer en die niet het gevoelsleven centraal stelt, maar dat is voer voor een ander artikel. Wel worden verraad, hartstocht, ontheemding en liefde voor het vaderland zichtbaar, hoorbaar en voelbaar. Onder andere in een krant, die letterlijk in versvorm een oproep deed aan jonge mannen om ten strijde te gaan en zich te offeren voor het vaderland. De tentoonstelling doet een beroep op alle zintuigen.

Wat werken
Het is in dit bestek onmogelijk om alles wat wordt getoond en gehoord – gedichten moet je niet alleen lezen, in de oorspronkelijke taal en het Nederlands – maar ook horen. Daarom zijn er banken geplaatst met koptelefoons binnen handbereik, waar je de getoonde gedichten kunt horen in de originele taal. Omdat niet alles besproken kan worden (en om de lezer zelf ook nog wat te laten ontdekken) een kleine greep.
Bijzonder is Qatalogue (2018, Berlijn) van kunstcollectief Slavs and Tatars. Het toont een tong (die me een beetje deed denken aan de Rolling Stones) die gekruld is rond cyrillische letters zoals Қ (kh), Ћ (th), Ҩ (w), Ѫ (q) en Ҙ (th). Het kunstwerk verbeeldt de verwarring en onzekerheid die veel mensen in Centraal-Azië ervoeren toen ze deel gingen uitmaken van de Sovjet-Unie. Hun talen, zoals het Tadzjieks, Oezbeeks of Turkmeens, moesten opeens in een nieuw schrift, het cyrillisch, worden geschreven. Dil be del is een verkoperd messing object dat het Turkse woord ‘dil’ (tong) combineert met het Perzische woord ‘del’ (hart) om het soefi-gezegde ‘spreken vanuit het hart’ te verbeelden.

Een werk dat afgelopen jaar te zien was op de Biënnale van Venetië is Roots in the Sky van Nour Jaouda. Zij verkent thema’s als nationale identiteit, veerkracht en vernietiging en belichaamt in dit werk de herinneringen aan de tuin van haar grootmoeder in Benghazi, Libië. Roots in the Sky is opgebouwd uit lagen en vormen die zijn opgeknipt en aan elkaar genaaid zoals ons geheugen dat ook met onze ervaringen kan doen. De titel van het werk is een verwijzing naar een zin uit het gedicht The Second Olive Tree van de dichter Mahmoud Darwish.
[su_panel background=”#f4fde9″ border=”2px none ” shadow=”0px 1px 1px #eeeeee” radius=”5″]Maar de soldaten, de nieuwe soldaten,
omsingelen haar met bulldozers en ontwortelen haar.
Ze triomferen over onze grootmoeder, die ondersteboven wordt gezet,
met haar takken in de grond en haar wortels in de lucht.
Mahmoud Darwish, The Second Olive Tree, ca. 2007, fragment
[/su_panel] [su_panel background=”#f4fde9″ border=”2px none ” shadow=”0px 1px 1px #eeeeee” radius=”5″]Ik zag mezelf als een spiegel, leeg, zonder mezelf;
Telkens toon je er een nieuw beeld.
Soms het beeld van je kracht, soms van je tirannie,
Soms het beeld van jouw zelfverheerlijkende ogen.
Forough Farrokhzad, Servitude, 1958, fragment
[/su_panel] [su_panel background=”#f4fde9″ border=”2px none ” shadow=”0px 1px 1px #eeeeee” radius=”5″]Leven als een boom, alleen
en vrij
en als een bos in broederschap,
dit verlangen is het onze.
Nâzım Hikmet Ran, Kuvayi Milliye Destanı – (“8. Bap”), 1939-1941, fragment
[/su_panel]Dichters
Bijzonder vind ik dat je de gedichten ook kunt meenemen. Aan de ene kant in het Nederlands, aan de andere kant een vertaling in het Engels; uit het Armeens, Tadzjieks, Grieks, Hebreeuws, Arabisch… Ik telde er thuis 22, ben er denk ik niet een vergeten. Op oranje zuilen ligt een blok waar je een gedicht vanaf kunt scheuren, net als van de kalender thuis. Niet alleen een fijne herinnering aan de tentoonstelling, maar het resoneert nog door. Soms aangenaam, soms minder aangenaam. Maar dat kan de kracht van poëzie zijn.
Mahmoud Darwish (Palestina, 1941-2008) is een van de meest gevierde Palestijnse dichters. Hij verwoordt de Palestijnse ontheemding, verzet en liefde voor het thuisland met zijn veelzijdige poëtische stem. De olijfboom staat in zijn werk voor veerkracht en hoop, die geworteld in het land ook verwijst naar een bredere nationale identiteit. Darwish weet leden van de Palestijnse Nationale Raad tot tranen te roeren tijdens een voordracht 1983, leidend naar de Iraanse revolutie.
In de twintigste eeuw, waarin maar weinig vrouwen als dichter werden gerespecteerd, verkende de Iraanse Forough Farrokhzad (1934-1967) onderwerpen die als taboe werden beschouwd. Haar vaak controversiële poëzie gaf uitdrukking aan fysieke en emotionele intimiteit. Ze groeide uit tot een symbool van verandering in het hedendaagse Iran. Haar poëzie is blijvend inspirerend voor vele Iraniërs wereldwijd.

In de gedichten van Nâzım Hikmet Ran (1902-1963) weerklinkt luid protest. Vanwege zijn communistische ideologieën bracht hij 28 jaar in gevangenschap door en ontvluchtte hij zijn geboorteland Turkije na vrijlating. Ook in gevangenschap bleef hij middels zijn gedichten strijden voor vrijheid. Tot op de dag van vandaag wordt hij gezien als de eerste en belangrijkste hedendaagse dichter en een van de grootste internationale dichters van de 20e eeuw. Er worden beelden getoond van de Gezi Park-protesten in 2013 waarin regels uit zijn gedichten op spandoeken zijn te lezen.
Veel van de gedichten in Poetry of the People worden nog steeds gelezen en bestudeerd, ook hier. Meral Polat zingt op haar nieuwe album, dat in september uitkomt, een nummer op de tekst van het gedicht Ötme Bülbül Ötme van de 16e-eeuwse dichter, musicus, humanist en mysticus Pir Sultan Abdal, een belangrijk figuur binnen het Alevitisme. Deze kwam op voor de rechten van het volk en verzette zich tegen het Ottomaanse Rijk. In een video draagt Meral Polat zingend het gedicht voor.

Tegen het einde van de tentoonstelling is een bijzondere installatie te zien: City of Poets. De Iraanse kunstenares Sara Rajaei maakte een digitale film van ruim 21 minuten – kort voor een bioscoopfilm, lang voor een museumfilm, maar de moeite waard om zelf te gaan kijken. Dat geldt voor de hele tentoonstelling.
Poetry of the People is te zien tot en met 24 augustus in het Wereldmuseum
Check www.wereldmuseum.nl