H’ART Museum aan de Amstel – waar eind 17e eeuw het diaconie oudemannen en oudevrouwenhuis werd gevestigd, wat later het Amstelhuis zou gaan heten – toont de komende drie maanden de expositie Happy Birthday Amsterdam. Met twee jubileumtentoonstellingen, deze en later een over Rembrandt en Vermeer, wordt aan de eeuwviering luister bij gezet. Met ruim honderd werken van 75 kunstenaars wordt het 750-jarig bestaan van Amsterdam gevierd. We gingen alvast kijken.

Anne-Mariken Raukema

Eerlijk gezegd ben ik niet zo van ‘stedenfeesten’. Met citymarketing, concerten die ‘voor elck wat wils’ moeten bieden, een afgesloten Ring om daar op 21 juni 2025 te dansen, ik pas ervoor. Mij zie je er niet. En dan weet je ook nog dat de datum van 27 oktober 2025 wat gezocht is. Van die datum dateert het tolprivilege, het oudste stadsdocument wat in het Stadsarchief wordt bewaard. De eerste bewoning langs de Amstel, waarin een dam werd aangelegd, het Spui en de Boerenwetering zijn veel ouder dan 750 jaar.

Stad als inspiratiebron
Eeuwenlang hebben kunstenaars in de hoofdstad gewoond en gewerkt: van Rembrandt tot Erwin Olaf, van Ferdinand Bol tot de Joffers, van Piet Mondriaan tot Jennifer Tee. De werken op de tentoonstelling variëren van rauw tot romantisch, van zoet tot pornografisch. Dat we in een stad van uitersten wonen wordt goed duidelijk. De idyllische grachtengordel staat in scherp contrast tot de ruigte van de haven, de kleurrijke revue- en clubscenes steken schril af tegen grijze nieuwbouwcomplexen.

Gelukkig is niet gekozen voor een chronologische indeling, dat zou het geheel maar saai hebben gemaakt. De thematische schakering werkt veel beter en leidt tot verrassingen.

Bruiklenen
Van alle werken komt zo’n twee derde uit de Collectie Nederlands van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en die is daarmee de grootste bruikleengever. Meestal rechtstreeks, soms indirect. Zo hangt Jan Sluijters Artieste, tevens beeldmerk van de tentoonstelling, normaal gesproken in Singer Laren, als bruikleen van het RCE. Deze dienst verzamelt, beheert en conserveert zo’n 131.000 kunstvoorwerpen, waarvan een groot deel door bruiklenen zichtbaar is voor publiek. Dit werk van Sluijter heeft tot zijn dood in z’n atelier gehangen.

Andere bruikleengevers zijn onder andere de gemeente Amsterdam, het Stadsarchief, de collecties van LUMC, ABN-AMRO en een aantal particulieren.

Atelier van Willem Witsen

In het ontwerp van de tentoonstelling zijn de banieren herkenbaar die al een tijdje openbare gebouwen en trams sieren: 750 Amsterdam 750 Amsterdam 750 etc. Wie boven staat en naar de centrale benedenzaal kijkt, waar het thema ‘Alledaags Amsterdam’ wordt verbeeld, herkent in de tentoonstellingspanelen de drie kruisen van het gemeentewapen, wat we nu de Andreaskruisen noemen.

Jacob Olie. Poort Begijnhof met eerste Amsterdammertjes

Doorloop
De tentoonstelling opent – verrassend – met een potloodtekening van de man die bekend staat als stadsfotograaf: Jacob Olie, uit ca. 1860. Verderop zijn ook sterk uitvergrote foto’s, en exemplaren op ware grootte van hem te zien.

Marlene Dumas – The Girlfriend

In de eerste themazaal hangen twee schilderijen met portretten van klassieke dames: een vroege Carel Willink, nog voor z’n magisch-realistische periode, die in de jaren 30 de cover sierde van De Groene Amsterdammer. Vlakbij hangt olieverfdoek met damesportret van Breitner. In de volgende kleine zaal hangen foto’s van Breitner, die we vooral kennen als schilder, maar veel foto’s maakte als studiemateriaal. Vanaf dezelfde Reguliersgracht die Breitner op de gevoelige plaat vastlegde, zien we in 1970 Bas Jan Ader met z’n fiets het water inrijden: Fall 2.

Binnen het thema Stadsgezichten worden foto’s van Ed van der Elsken en Rineke Dijkstra getoond. Van eerstgenoemde bekende foto’s als die van de dames in de Beethovenstraat en minder bekende van de provoacties. Van laatstgenoemde de foto Vondelpark, een waar tijdsdocument. In Water en groen zien we een vroege Karel Appel uit 1942, nog voor z’n Cobra-periode, van de brug over de Amstel, gezien vanaf waar nu H’ART Museum is. En een Piet Mondriaan uit 1907 en een vroege Marinus Boezem, die in drievoud de lucht boven de haven van Amsterdam vastlegde.

Alle stadsdelen zijn vertegenwoordigd in de kleine zaal De stad groeit, met een prominent werk van Barbara Broekman. In The Golden Thread (2022) toont ze in een tableau van maar liefst 280 stukken textiel alle 180 nationaliteiten die in Amsterdam wonen.

Barbara Broekman – The Golden Thread

Grote zaal: alledaags Amsterdam
Een thema zo breed als dit, verdient de grote middenzaal. Een grote reproductie van een foto van Jacob Olie van een beurs van Zocher, die wordt afgebroken. Bijzonder is De Dam in Amsterdam bij avond van Kees Maks. Een enorm groot doek in een bijzondere, zeker voor die tijd (1900-1925) aangezette techniek. Maks was een leerling van Breitner. De leermeester vroeg zijn veertig jaar jongere leerling zijn schilderij opnieuw op te zetten, waarbij het idee was dat de grote George Hendrik het af zou maken, maar daar is nooit van gekomen; hij overleed voor de voltooiing. Als eerbetoon schreef Maks op de achterkant: herinnering aan een vernietigd schilderij van G.H. Breitner.

Jabob Olie – Zochers beurs wordt afgebroken

Maar liefst elf foto’s van Lucebert – behalve dichter en schilder, ook fotograaf – hangen er. Als een kind in een snoepwinkel geniet ik van Corneille, Appel en schrik bijna van drie enorme vierkante schilderijen van Jan Cremer: Red, White and Blue Horses. Een niet-iconische van mode- en reclamefotograaf Paul Huf, die dit keer een onbekende stadsreiniger op Prinseneiland in 1962 vastlegde. En een bijzonder werk van Jan Wolkers uit 1963, een collage van ijzer, messing en hout.

Daartegenover hangt het oudste werk van de tentoonstelling: Salomo ontvangt geschenken voor de tempelbouw van Ferdinand Bol, dat hij maakte tussen 1660 en 1680. Bijna een eeuw eerder werd het Amsterdams stadsbestuur protestant; Bol maande het bestuur aan de juiste beslissingen te nemen, net als Salomo.

Ferdinand Bol – Salomo

Hennemans brug & seks, drugs en rock ‘n roll
Jeroen Henneman (1942) was net als de andere makers – en de erven van overleden kunstenaars, voor zover te achterhalen, aanwezig en vertelde over de ontstaansgeschiedenis van zijn beeldje De brug, een model dat hij in 1969 maakte in opdracht van de Gasunie – toen een bedrijf dat vaker opdrachten verstrekte aan kunstenaars, net als de PTT – voor een beeld bij een gasverdeelstation in Drenthe. Zowel van het model als het uiteindelijke grote beeld maakte hij eerst een exemplaar van hout en goot dat later in brons.

Herman Gordijn – De wallen

Relatief veel werken van Marlene Dumas in de expositie. De meeste van haar werken zijn in zwart-grijstinten of een kleur met steunkleur. Het vroege The Girlfriend (1986) is evenwel erg kleurrijk en past in het volgende thema: Seks, drugs en rock ’n roll. Vier foto’s van Erwin Olaf natuurlijk en een de Vrijscène die Aat Veldhoen in 1977 schilderde en jarenlang in de werkkamer van een Amsterdamse wethouder heeft gehangen. En dan Herman Gordijn, die in De Wallen de rollen omdraait: twee dames staan voor het raam van een mannelijke prostitué.

Kunst op straat
Een derde van de tentoonstelling hangt op de eerste verdieping. De bezoeker passeert eerst de werkkamer van Willem Witsen, naar wie het grote woonhuis aan het Oosterpark (nr. 82) is vernoemd, hoewel George Breitner er al voor hem woonde.  Na Witsens overlijden in 1923 schonk zijn weduwe huis en inboedel aan de Nederlandse staat. Daarom zijn de voorwerpen in het atelier, inclusief een onvoltooid schilderij, bewaard gebleven in het RCE.

Hildo Krop – Scheepvaarthuis

Onder de noemer Kunst op straat is werk te zien van Jennifer Tee, waarvan een gedigitaliseerde versie permanent bij de metro-ingang op CS te zien is. Maar ook foto’s van de beelden die Hildo Krop maakte, onder andere voor de gevels van het Scheepvaarthuis, groot geworden door de VOC. Zo is de cirkel met de kunstenaressen patricia kaersenhout, Natasja Kensmil en genoemde Tee weer rond – alle drie kunstenaressen laten zich inspireren door hun niet-Nederlandse herkomst. De kus van Henneman, ontworpen ter gelegenheid van het huwelijk van Willem Alexander en Maxima in 2002, staat er ook. ‘Ze wilden een obelisk, dus ik ben onderaan begonnen met een obelisk en dit is het geworden’, licht de maker toe.

Opmerkelijk is ook het werk van PINK de Thierry (1941-2023). Ze maakte in 1989 op de Overtoom, ter hoogte van nummer 16, waar destijds de buitensportzaak Bever zat, de performance Standing Stone op een grote zwerfkei van twee miljard jaar oud, vader, moeder en kind.

PINK the Thierry – Standing Stone

Typisch Amsterdam
Het slot is even raak als de rest van de tentoonstelling. Nog een Dumas! Nu twee tekeningen van Johan Cruijff (1997). Een bijzonder werk van C.A. Wertheim, die in 1962 van olieverf op polyester een Zelfportret van Rembrandt maakte. Vlak daarbij staat de kunstenaar Onno Boerwinkel, die gelijkenis vertoont met de grote meester en elke dag een portret van hem tekent. Hij doet daar zo’n twintig minuten over, heeft al vele schetsboekjes vol staan en heeft altijd een spuitbus haarlak bij zich om de tekeningen te fixeren. De alom bekende Amsterdammertjes sluiten de tentoonstelling af. De eerste stond al in 1870 in de poort van het Begijnhof. Deze exemplaren waren slanker van vorm en zwart van kleur. Naar de foto van Jacob Olie is lang gezocht, maar gevonden.

Happy Birthday Amsterdam in het H’ART Museum is zeer de moeite waard om te gaan zien. Dat kan nog tot en met 16 maart 2025.

Check www.hartmuseum.nl