Home Overzicht Verhalen uit Plantage | Monico

Verhalen uit Plantage | Monico

0

| Verhalen uit de Plantage | Dick Pol |

Monico… Nico lijkt me… Mo zou een vrouw kunnen zijn. Dat doet me denken aan het jaren-vijftig bromfietsmerk Berini: ‘Bertus, Rinus en Nico’.

Cafe Monico op het Rembrandtplein werd in de zestigerjaren, overdag, bij toerbeurt, bestierd door twee broers, klassieke obers, strak in een stijfgesteven witte bodice, wit overhemd, zwarte pantalon en zwarte vlinderdas. Haar gepommadeerd en achterover gekamd, zinken dienblad in de aanslag. De heren spraken overdreven netjes en je kon horen dat dit niet de taal was waarmee de broers waren opgegroeid. Het gerucht ging dat de oudste van de twee, als stille drinker, na het middaguur in een permanente staat van dronkenschap verkeerde. Daar was dan niet veel van te merken, hij vertrok zelden een spier van zijn gezicht. Wel had ik soms de indruk dat de man na twaalven extra zijn best deed om de rug recht te houden. Ik kan me vergissen, misschien was dit zijn natuurlijke houding.

Amsterdam, de laatste zomer van de sixties. Ik ben met een bont gezelschap bij het ochtendgloren neergestreken op het terras van cafe Monico. Er is buiten ons, bij het krieken van, naar het zich liet aanzien, een mooie dag, niemand aanwezig. De voorbije nacht hebben wij – na een feest – met een aantal auto’s een uitstapje gemaakt naar Zandvoort om op het strand marihuana en hasjiesj te roken bij een kampvuurtje. Wij zijn nu, een beetje doorgezakt, weer terug in Mokum. Er wordt koffie besteld, appeltaart met slagroom en de stemming zit er goed in. Al denkt de kelner van dienst, de jongste van de twee broers, daar duidelijk anders over.

Het kan zijn dat de man met het verkeerde been uit bed is gestapt of misschien heeft hij gewoon een hekel aan hippies. Hij, vertegenwoordiger van het hardwerkende volk, beschouwt ons, in mijn waarneming, hooghartig, met een afkeurende blik. Het kan verkeren, de wereld straalt, de zon schijnt en ik pak – bij uitzondering, maar er is geen keus – de Telegraaf, die opgevouwen op een tafeltje ligt. Ik begin vervolgens lukraak voor te lezen uit de krant en een aantal van ons vrolijke ploegje krijgt de slappe lach. Hier was niet veel voor nodig en dat proestende lachen zou ze zonder mijn voordracht ook wel zijn gelukt. Voor de ober echter is de maat vol.

Hij sommeert mij op dreigende toon om onmiddellijk het terras te verlaten. Ondanks onze protesten is er geen discussie mogelijk: het vonnis is definitief. En wat had ik nu helemaal misdaan? Mijn stem had niet overdreven luid geklonken, hooguit ironisch, en wie zou daar verder last van hebben gehad? Nou ja mijn huis is vlakbij en het is mooi geweest, mijn bed lonkt. Merkwaardigerwijs beschikte de ober over een ijzeren geheugen. Monico was voor mij sinds het ‘Telegraaf-incident’ lange tijd verboden gebied als de bewuste kelner in de bediening zat. Ikzelf had dat laatste niet altijd goed in de gaten want de broers leken sterk op elkaar. Nou ja, geen big deal er zijn ergere dingen en daarnaast waren er meer terrassen. Maar het is een fabeltje dat de mensen vroeger vriendelijker omgingen met elkaar.