Ik heb al verteld dat de Duitsers luchtdoelgeschut hadden geplaatst bij ons in de Watergraafsmeer. Op het terrein tussen ruwweg de Emmakerk, de Pasteurstraat en de Middenweg werden paden aangelegd en plekken voor het luchtdoelgeschut. Ze gebruikten voor de verharding sintels van de elektriciteitscentrale.
Het verhaal van Otto Monsees | Opgeschreven door Frits Schlicht
Aan het eind van 1944 en begin 1945, de Duitsers hadden het luchtdoelgeschut inmiddels weggehaald, was het zeer slecht gesteld met de brandstof situatie. Vandaar dat al snel de eerste bewoners kwamen zoeken tussen de sintels naar nog goede kooltjes. Het duurde niet lang of de helft van de bewoners van de Watergraafsmeer lagen op hun knieën en zochten naar de bruikbare kolen. De grond werd zorgvuldig gezeefd. Er verschenen allerlei zeven met grote en fijne mazen. Ook ik heb mijn aandeel gehad en had kapotte knieën van het knielen op de sintels. Volgens mij is het hele gebied als het ware omgeploegd door al die zevers.
Na de oorlog werd dit terrein opgespoten met zand, voor de woningen van de latere wijk Jeruzalem. Omdat er allemaal lage dijkjes waren aangelegd ontstonden er stukken grond met een omvang van ongeveer een half voetbalveld. Na een flinke regenperiode bleef er vaak water instaan. Als het daarna ook nog eens ging vriezen ontstond er voor ons kinderen een ideale schaatsbaan.
Wat ook grote indruk op mij heeft gemaakt in de oorlog, was dat in één nacht alle bomen uit onze straat verdwenen. De bewoners vreesden dat andere mensen de bomen zouden komen omhakken voor stookhout, daarom werd besloten ze allemaal zelf in één actie om te hakken. Iedere bewoner kreeg een stuk stam. Het hout dat wij kregen was nog zo jong dat het weken nodig had om te drogen. Ons hout heeft nog lang in de tuin gelegen.