In haar column schrijft Eva Kwakman over De kolonisatie van de Bakfietsmens. Lezer M. van de Riet reageert.
Zo precies de spijker op zijn kop, exact èlk woord. Ik had het geschreven kunnen hebben, met de picknicktafels van buren verderop voor mijn ramen, tot laat kakelende, luidlachende borrelde vriendinnen, of de kluiten buren van de hoek van de straat voor mijn ramen. Met hun als sirenes gillende kinderen voortdurend langs me heen. Ik heb geen last van de auto’s door mijn straat, de fietsers, brommers of langslopend supermarktbezoekers. Zij hadden wel last van de bus door de straat. Die is na talloze decennia zijn vaste route door de straat door hen weggewerkt. Daar heb ik nooit last van gehad, maar raak overprikkeld en over de kook van nooit meer rust voor mijn eigen deur. Ik woon er al meer dan 50 jaar, van kinds af aan. Ben nog een van de weinige huurders, en ze kunnen niet wachten (in de VVE vooral) tot je eruit gedrukt bent, net als buren van een paar huizen verderop, met wie ik hier al heel lang woon. Ze kopen, pakken na 2, 3 jaar vette winst en vertrekken weer. Elk jaar tig parkeerplekken (schaars in ons stuk) ingenomen door tig containers. Wéér verbouwingsherrie, in je tuin kan je al 25 jaar niet meer zonder herrie zitten. Ergens de stoep afkomen met fiets of postkar (laat staan met kinderwagen, rollator of rolstoel) lukt door picknicktafels, plantenpottengroepen, zandbakken, bakfietsen, fietsenrekken, scooters, en nu de snoeren van elektrische wagens. Ik kreeg fijn zo’n paal recht voor mijn deur, van aanvragers 300 meter verderop. Maa rja, de stoep is van iedereen…