Onlangs, midden in de vakantietijd, mocht ik weer eens post bezorgen in een deel van de Carolina MacGillavrylaan. Alles paste in één tas dit keer en de door PostNL ingeschatte bezorgtijd was 33 minuten. De meeste minuten gaan op aan de fietstijd van en naar ons depot, maar met zo weinig post op een doordeweekse dinsdag moest dat net genoeg zijn, dacht ik.

Sinds 1982 woonde Fokko Kuik in verschillende buurten in Oost, werkte ruim 20 jaar als verkeersadviseur bij de gemeente en is sinds vorig jaar postbezorger in de Watergraafsmeer. Zo bouw je persoonlijke banden op met verschillende straten in Oost. Volg Fokko Kuik door de straten van Oost.

E

en flink deel van de adressen langs deze brede laan in het Science Park betreft studentenwoningen. In een stuk of zeven centrale hallen heb je de meeste van de ruim duizend studenten-brievenbussen mooi compact bij elkaar. Als het regent kun je op de meeste plaatsen droog de post verdelen over de rijen postbussen. Normaal gesproken gaan de grote glazen toegangsdeuren naar zo’n hal automatisch open als je er lopend of fietsend voor gaat staan, maar nu ging er bij de eerste hal meteen al iets mis. Hoe ik ook in het aandachtsveld van de sensor boven de deur probeerde te komen om mijn wens tot binnentreden te benadrukken, er kwam geen beweging in. Dan maar even aanbellen dacht ik. Op zo’n modern aanraakscherm toetste ik achtereenvolgens de nummers in van de zes mensen waar ik post voor had. Geen sjoege. Toen nog een paar willekeurige andere nummers, maar wederom geen teken van leven.

Sliepen ze uit? Het was nog voor 11.00 uur en in de vakantietijd mag je natuurlijk best wat langer blijven liggen. Of waren ze met z’n allen op (groeps)vakantie gegaan? Pas over enkele weken zouden de colleges weer beginnen. Ondertussen hoopte ik natuurlijk dat er per ongeluk net iemand naar buiten zou gaan of op bezoek zou komen. Maar er gebeurde niks. De eerste 15 minuten inclusief fietstijd waren zo al naar de knoppen. Eerst maar de andere adressen doen, bedacht ik me. Overal zoefden de glazen deuren open alsof ze me al van verre herkenden. ‘Daar heb je die aardig postbode weer die hier al een half jaar niet meer geweest is’, leken de sensoren te denken.

En bij de andere ingangen kwamen wel gewoon mensen naar buiten en naar binnen. De ouders van een nieuwe student waren druk met de verhuizing van hun talentvolle dochter, die hier aan het begin stond van de beklimming van de maatschappelijke ladder. En even verderop lagen de afgedankte meubelen van een net vertrokken student, die hopelijk al wat verder was met zijn of haar beklimming. De rest van de post was ik binnen tien minuten kwijt en omdat ik er op de terugweg toch weer langskwam, deed ik alsnog een poging bij de eerste hal om binnen te komen. Maar nee, geen enkel teken van leven, dus te post ging weer mee voor een volgende bezorgronde.

Onderweg terug naar ons depot wierp ik nog een blik op de MacGillavrylaan: een saaie brede weg met een betonbaan in het midden waarop ooit een tramlijn had kunnen gaan rijden. Nu rijdt alleen bus 40 er. Ik herinner me dat ik als ambtenaar een jaar of tien geleden eens namens de wethouder een bewonersbrief moest beantwoorden. Of het niet wat groener kon? Eigenlijk niet nee, was het antwoord, want er was nog steeds zicht op een onderdoorgang verderop onder het spoor, waardoor het hier veel drukker zou worden en er was flink voor geïnvesteerd in die vrije OV-baan. Inmiddels is het perspectief op vertramming verder weg dan ooit en ook de onderdoorgang verderop is uit de plannen verdwenen. Dus misschien is het toch goed om eens na te denken over vergroening van deze ‘laan’ die zo’n aanduiding met z’n karige bomenrijen nauwelijks verdient.

Afijn, mijn pakkie-an is het niet meer. Mijn zorg beperkt zich tot het op tijd bezorgen van de post. Dat zit ook niet altijd mee zoals ik nu weer mocht ervaren, maar gelukkig kan ik plusminuten declareren als het onverhoopt wel eens tegen zit.

Lees ook
De andere straten van Fokko Kuik