Mijn tweede grote mensen woning in Amsterdam-Oost was een koopwoning in Pakhuis Maandag aan de Zeeburgerkade in he Oostelijk Havengebied. We kochten het ‘van papier’ op basis van een kleine advertentie in De Telegraaf. Toen we als aspirant-kopers een keer op de bouwplaats mochten kijken moesten we onze paspoorten meenemen want het pakhuis lag achter een stevige betonnen muur op het Entrepot-terrein, waar over de opgeslagen goederen nog geen invoerrechten waren betaald.

Sinds 1982 woonde Fokko Kuik in verschillende buurten in Oost, werkte ruim 20 jaar als verkeersadviseur bij de gemeente en is sinds vorig jaar postbezorger in de Watergraafsmeer. Zo bouw je persoonlijke banden op met verschillende straten in Oost. Volg Fokko Kuik door de straten van Oost.

D

e bijna 100 jaar oude gebouwen waren donker, maar wel sfeervol. Dikke bakstenen muren, gietijzeren pilaren, houten vloeren en geuren van graan, tabak en cacao. Je moest er doorheen kijken om je voor te stellen hoe ons appartement van 30 bij 4.5 meter er uit zou komen te zien. Dat zou overigens nog ruim twee jaar duren want tijdens de bouw kwamen er allemaal verrassingen aan het licht die de verbouwing met een jaar vertraagden.

Nadat de douanemuur gesloopt was konden we er – zonder paspoort – in de weekenden kijken of het al een beetje opschoot. Dat viel vaak tegen, maar toen het middendeel van het dak er af was gesloopt om er een mooi Atrium met een glazen dak van te maken werd steeds duidelijker dat we een bijzonder en mooi appartement zouden krijgen. Wel was het volgens vrienden en familie in the middle of nowhere.

Op de dag dat we eindelijk de sleutel kregen in januari 1990 was er een flinke winterstorm, waarbij het water uit de Entrepothaven tegen de ramen sproeide. Op de eilanden aan de overkant stonden nog oude loodsen waar in de weekenden illegale houseparty’s werden georganiseerd. Veel voorzieningen waren er niet. Winkelen deden we in de Indische buurt en pas toen café Boulevard aan de Cruquiusweg opende hadden we een eerste kroeg in de buurt, waar we natuurlijk vooral onze buren tegenkwamen.

Omdat vrijwel alle bewoners van het pakhuis voor het eerst een koophuis hadden en iedereen nieuw was in dit deel van de stad was er een groot saamhorigheidsgevoel. Er werden sporttoernooien georganiseerd, waarin de verschillende pakhuizen (Maandag tot en met Zaterdag) het tegen elkaar opnamen. Er waren feesten en er werden steeds meer kinderen geboren. Een van de buren organiseerde er een soort minicrèche waar de pakhuiskinderen elkaar echt goed leerden kennen.

In de loop van de jaren zagen we het oostelijk havengebied langzaam volgebouwd worden met nieuwbouwwoningen. Er kwamen winkels, horeca en zelfs bomen. De woningprijzen rezen al snel de pan uit en veel pakhuisappartementen bleken toch iets te klein of te onpraktisch ingericht voor gezinnetjes dus er kwam een flinke doorstroming op gang.

Wij hebben er veertien jaar met veel plezier gewoond voordat we met onze twee pubers verhuisden naar een groter huis in IJburg. Ik fiets nog regelmatig door het oostelijk havengebied en dan ruik ik nog steeds de kenmerkende geur van het IJmeer van de tijd dat we er ook een zeilboot voor de deur hadden liggen. Het water is er nog altijd diep en in de haven ligt nog steeds de betonnen richel die entrepotgrens vormde en waar ooit een reclamespot met Katja Schuurmans werd opgenomen. En in the middle of nowhere ligt het allang niet meer sinds IJburg en het Zeeburgereiland zijn ontwikkeld.

Lees ook
De andere straten van Fokko Kuik