Mijn leven in Oost begon in 1982 in de P. Vlamingstraat 50-1. Mijn studievriend Bart ging verhuizen naar een woning in West. Aangezien bijna alle huizen in de Dapperbuurt toen op de nominatie stonden om gesloopt te worden leek het een haalbaar plan om er stiekem gauw in te trekken en me vervolgens te melden bij de verhuurder.

Sinds 1982 woonde Fokko Kuik in verschillende buurten in Oost, werkte ruim 20 jaar als verkeersadviseur bij de gemeente en is sinds vorig jaar postbezorger in de Watergraafsmeer. Zo bouw je persoonlijke banden op met verschillende straten in Oost. Volg Fokko Kuik door de straten van Oost.

Die vond het allang prima als ik de huur maar betaalde: 180 gulden per maand, 60 gulden meer dan Bart. Maar ach, dat was minder dan ik voor mijn kamertje (12 m²) op Uilenstede betaalde. Er zat weliswaar geen douche in en de wc-deur kon niet dicht als je je behoefte moest doen, maar ik was de koning te rijk met een echt tweekamerappartement, met een balkonnetje op het zuiden.

De Dappermarkt om de hoek bepaalde in grote mate de sfeer in de straat. Al ’s ochtends vroeg waren er de geluiden van het opzetten van de markt. Overdag was het druk, ook met het nog onbetaald parkeren in de straat. Aan het einde van de middag werd het steeds rumoeriger in het café aan de overkant. Dat was al vanaf 6 uur ’’s ochtends open tot een uur of 7 ’s avonds. Op vrijdag- en zaterdagavond nog wel wat langer. Dan werd als laatste nummer Andre Hazes opgezet: ‘het is tijd, de hoogste tijd’, wat luid werd meegezongen.

Een andere pijler voor de buurt was Herman Punte, de smid, die naast me woonde. Hij en zijn vrouw waren een beetje de buurtvader en moeder voor de straat geworden toen de samenstelling van de buurtbewoners veranderde. Daar kon je terecht met je papieren als je de Nederlandse taal niet machtig was.

Mijn andere directe buren woonden er al jaren. Van een krom oud vrouwtje die de straat voor haar deur bijna dagelijks ging vegen, kreeg ik wel eens een sinaasappel als ik haar ergens mee hielp. Mijn stokoude buurman van drie hoog stommelde geregeld ’s avonds stomdronken de trap op, maar had als hij nuchter was mooie verhalen over hoe de buurt was, vlak na de oorlog. De meesten, ook ik, woonden er inmiddels alleen op zo’n 35 m². De oude bovenbuurman rekende me voor hoeveel mensen er in de jaren 50 per etage woonden. Dat waren zo’n 7 à 8 personen per etage. Het is nu nog maar moeilijk voorstelbaar: meer dan 30 personen in één pand!

Ik heb er uiteindelijk acht jaar gewoond, waarvan de laatste vier jaar samen met mijn vrouw. Jaren later, toen ik op IJburg woonde, zag ik een advertentie in de krant staan waarin appartementen in de P. Vlamingstraat 50-54 te koop werden aangeboden. Uit nieuwsgierigheid ben ik naar de kijkdag gegaan. Ze hadden het pand gecombineerd met de buurpanden slim gerenoveerd en van binnen was het onherkenbaar geworden. Alleen het uitzicht aan de voorzijde was min of meer hetzelfde gebleven: gelukkig is dit deel van de straat niet afgebroken en zijn de mooie bomen ook gespaard gebleven.

Aan de overkant zit nu een hippe wijnbar, waar ze vermoedelijk nooit iets van Hazes draaien. De dagelijkse markt bepaalt nog steeds het dag- en weekritme van de straat. Ik heb er een heerlijke tijd gehad, waarin ik Amsterdam heb leren kennen en waarderen. Ik woon er nu weer vlakbij en op weg naar mijn zoon en kleinkinderen, vlakbij de molen, loop ik nog regelmatig en met plezier door ‘mijn’ Pieter Vlamingstraat.

Lees ook
De andere straten van Fokko Kuik